Maandelijks archief: juli 2014

Een experiment met een basisinkomen (1795)

dickens857

In 1795 ging de parochie van Speen, in Berkshire, Engeland, over op een radicaal nieuw systeem van armenzorg [1]. Vanwege de rampzalige Franse oorlogen en een reeks van slechte oogsten namen de graanprijzen sterk toe. De stijgende graanprijzen stuwden de armoede op en wakkerden onrust aan want brood was het hoofdvoedsel van de armen. Beducht voor de mogelijkheid van rellen besloot de parochie inkomenssteun te bieden opdat werkende armen in hun levensonderhoud zouden kunnen voorzien. De uitgekeerde bedragen werden gekoppeld aan de prijs van brood. Ieder gezinslid kwam in aanmerking voor de tegemoetkoming, dus hoe groter het gezin, hoe meer het ontving. In feite was het een stelsel van arbeidsgebonden uitkeringen.

Hulp in de vorm van een minimum bestaansinkomen bestond al voor niet-werkende armen. De Armenwetten [2], voor het eerst geïntroduceerd in de Elizabethaanse tijd, maakten onderscheid tussen verschillende definities van “arm” en behandelden ze anders. Op het moment dat het Speenhamland systeem werd ingevoerd, werden ouden, zieken en kinderen in armenhuizen ondergebracht, waar ze verzorgd werden en waar niet verwacht werd, dat zij werkten[A], terwijl van de armen die gezond van lijf en leden waren, wel verwacht werd dat zij werkten voor hun uitkering[B]. Er waren verscheidene maatregelen die werklozen dwongen om aan het werk te gaan, waarvan waarschijnlijk het Roundsman systeem [3] het meest gehate en economisch meest desastreuze was. Werkloze arbeiders (“roundsmen”[C]) werden “verkocht” aan boeren onder de gangbare marktprijzen. De parochie vulde de lonen tot het bestaansminimum aan. In feite kwam het neer op een baangarantie.

Het systeem in Speenhamland stelde echter niet de voorwaarde dat iemand werkte om voor een uitkering in aanmerking te komen. De combinatie van al bestaande zorg voor armen die niet in een inrichting leefden – met of zonder baangarantie – met een nieuw stelsel van arbeidsgebonden uitkeringen resulteerde in een basisinkomen. Voor de hoogte van de betaling maakte het niet uit of gezinsleden werkten of niet. Ze werd ook niet gestaakt als de lonen stegen, omdat men vond dat mensen niet ontmoedigd moesten raken om te werken.

En het werkte. Het Speenhamland systeem verzachtte armoede en ondervoeding en hielp rellen te voorkomen – wat het doel was. Het werd daarom op grote schaal gekopieerd. Pitt the Younger (Pitt de Jongere)[ 4] probeerde zelfs om het op te nemen in nationale wetgeving. Het ging echter niet zonder problemen of critici.

De grote econoom David Ricardo [5] vond dat het Speenhamland systeem het aanbod van agrarische arbeid deed slinken. Op het eerste gezicht lijkt dit logisch. Het feit dat de hoogte van de inkomenssubsidie voor de werkende arme even hoog was als voor niet-werkende armen, vormde een belemmering om te werken. Of liever – omdat parochies werk zochten of creëerden voor werklozen die steun ontvingen – motiveerde het mensen niet om werk te zoeken. Als mensen ervoor gekozen om in de parochie lichte, simpele baantjes uit te voeren in plaats van hun arbeid te verkopen aan boerderijen, zou er inderdaad een tekort ontstaan aan arbeidskrachten in de landbouw. Maar ik vind dit vreemd. Sommige mensen kozen ongetwijfeld voor de makkelijkste optie, maar de armenzorg in Speenhamland was nauwelijks gul, het werd niet méer, terwijl het gezinsinkomen wel steeg door het krijgen van een echte baan. De “armoedeval” van nu, waarbij de marginale belastingtarieven door het intrekken van de uitkering zo hoog zijn dat het de moeite niet waard is om een baan te vinden, bestond niet. Daarom vraag ik me af of het Speenhamland systeem echt in de eerste plaats verantwoordelijk was voor het verminderen van het aanbod van arbeid. Ik denk dat het probleem iets anders lag.

De armenwetten waren geen eenduidig systeem. Armenzorg was de verantwoordelijkheid van afzonderlijke parochies. De dekking was dus fragmentarisch en niet consequent. “Settlement wetten” (vestigingswetten) [6], die moesten voorkomen dat mensen van parochie naar parochie verhuisden op zoek naar betere voorzieningen (tegenwoordig noemen we dit “uitkeringstoerisme” [6a]), hadden het onfortuinlijke gevolg dat ze mensen beletten om van parochie naar parochie te trekken op zoek naar werk, waardoor zowel werkloosheid als tekorten op de arbeidsmarkt ontstonden. De gewoonte om voor mensen werk te zoeken binnen de parochie, hetzij door niet-actieve arbeid te veilen onder de prijs op de arbeidsmarkt of door mensen toe te wijzen aan gemeenschapstaken, betekende dat echte banen in andere parochies onvervuld bleven. Toen de Industriële Revolutie doorzette, veroorzaakte ook het weglekken van mensen van het platteland naar de fabrieken tekorten aan arbeidskrachten in de landbouw. In mijn ogen kreeg het systeem van inkomenssteun van Speenhamland ten onrechte de schuld voor het tekort aan agrarische arbeidskrachten, die het gevolg was van een starre arbeidsmarkt, lokale baangaranties en technologische veranderingen.

Ricardo meende ook dat het Speenhamland systeem de lonen drukte. Maar Deirdre McCloskey [7] wijst erop dat dit niet logisch is. Als het Speenhamland systeem het arbeidsaanbod verminderde zoals Ricardo dacht – en McCloskey’s analyse ondersteunt dit – dan zouden de lonen moeten zijn gestegen. Daarom, als de lonen waren gedaald, moet dit het gevolg zijn geweest van andere factoren.

Het lijdt geen twijfel dat het “Roundsman” systeem lonen in de agrarische sector negatief beïnvloedde. Boeren kwamen in de verleiding om roundsmen in dienst te nemen in plaats van vrije arbeiders, omdat ze hen lonen ver onder het bestaansminimum konden uitbetalen in de zekerheid dat de parochie de aanvulling op het loon zou vereffenen. Als het Roundsman systeem universeel was toegepast, zouden uiteindelijk alle landarbeiders roundsmen geworden zijn en zouden de lonen blijvend onder het bestaansminimum gezakt zijn. Ik geef toe dat dit zou kunnen bijdragen aan een verlaging van de prijs van brood en daarmee van de uitgavenpost voor uitkeringen, maar het systeem zou nog steeds niet duurzaam zijn geweest. Zij die nu pleiten voor garantie van banen, kunnen dit in gedachten houden.

Er was ook een groot probleem met het stelsel van financiële steun in parochies met een gefragmenteerde structuur. Omdat de inkomensvoorziening gefinancierd werd door een belasting op grondbezit (lokale belastingen), moet het systeem van bijstand zelf geen effect op de lonen hebben gehad, aangezien herenboeren die lonen uitbetaalden aan landarbeiders ook belastingbetalers waren: als ze lagere lonen betaalden, betaalden ze hogere tarieven. Maar als een boer mensen in dienst nam uit naburige parochies, viel de last van de inkomensondersteuning niet op hem, maar op de belastingbetalers in de parochie van herkomst van die werklieden. Vestigingswetten voorkwamen dat werklozen zich van de ene parochie naar de andere verplaatsten op zoek naar werk, maar er was geen wet die werkgevers ervan weerhield om arbeiders uit naburige parochies te werven. Het effect hiervan was dat landeigenaren in een parochie hongerlonen betaalden aan werknemers uit naburige parochies en het aan de belastingbetalers van die parochies overlieten om het loon aan te vullen.

Tijdens de Industriële Revolutie was er echter een veel ernstiger probleem met de financiering van de armenzorg door een belasting op grond. De landbouw maakte gebruik van een relatief klein aantal mensen, maar wel van een grote hoeveelheid land en moest dus het leeuwendeel van de grondbelasting opbrengen. De industriële productie daarentegen maakte gebruik van een groot aantal mensen, maar slechts van een relatief kleine hoeveelheid land. Ze werd daarom veel minder belast. Industriëlen konden daarom de lonen van fabrieksarbeiders naar beneden bijstellen in de wetenschap dat de parochies hen schadeloos zouden stellen. Door een toename van de belastingen zouden industriëlen een kleine kostenstijging ondervinden, maar de grote last zou worden gedragen door agrarische grondeigenaren. Het draaide uit op een enorme overdracht van rijkdom van agrarische grondeigenaren naar industriëlen. Geen wonder dat het Speenhamland systeem werd gehaat door agrarische belastingbetalers.

Het is dus eerlijk om te zeggen dat Ricardo gelijk had: het Speenhamland systeem zette de lonen onder druk, maar niet omdat de financiële ondersteuning zelf dat effect had. Het probleem was de manier waarop het werd gefinancierd.

Ricardo’s goede vriend Thomas Malthus [8] bekritiseerde het Speenhamland systeem voor het effect dat het op de bevolking had. Omdat het bedrag van de uitkering die men ontving, bepaald werd door de grootte van het gezin, was hij van mening dat het de armen aanmoedigde om zich voort te planten. De bevolking groeide inderdaad zeer snel in het begin van de 19e eeuw in Engeland, maar ik vind het moeilijk te geloven dat het Speenhamland systeem hier primair verantwoordelijk [9] voor was. Maar er was een motief om grote gezinnen te hebben, zelfs in gebieden die niet het Speenhamland systeem hadden – en dat was de groeiende vraag naar kinderarbeid [10]. Fabrieken en mijnen stelden kinderen te werk omdat ze hen minder hoefden te betalen dan volwassenen.

Doordat ze klein waren, konden ze ook taken verrichten die volwassenen niet konden doen – vaak de meest gevaarlijke taken, zoals het verwijderen van draden vanonder werkende weefgetouwen. Een gezin met meerdere kinderen kon haar inkomsten aanzienlijk vergroten door de kinderen uit werken te sturen. Dus Malthus had gelijk – er was inderdaad een stimulans voor de armen om zich te vermenigvuldigen met in de kantlijn de aantekening dat het ontbreken van een geleidelijke vermindering van Speenhamland’s inkomenssteun hier aan bijdroeg. Het kan echter niet echt beschouwd worden als de belangrijkste oorzaak voor de snelle groei van de Engelse bevolking tijdens de Industriële Revolutie. Opnieuw kreeg het Speenhamland systeem de schuld voor problemen waar het niet veel mee te maken had.

Maar de ergste kritiek op het Speenhamland systeem en de belangrijkste reden voor de uiteindelijke afschaffing, waren niet de economische effecten maar de morele. En die morele kritiek klinkt tot op de dag van vandaag. Jeremy Bentham’s [11] eis dat werken altijd de moeite waard moet zijn en dat daarom uitkeringen voor niet-werkenden moeilijk te verkrijgen moeten zijn en vastgesteld moeten worden op een niveau dat lager is dan het bestaansminimum, heeft ongemakkelijke overeenkomsten met uitspraken van eigentijdse politici dat “werk moet lonen” [ 12]. De heersende mening in die tijd dat werken een morele plicht was en dat werklozen moreel onbekwaam waren, wordt door de Coalitie herhaald in de verheerlijking van “hardwerkende gezinnen” en de verguizing van uitkeringsgerechtigden als “profiteurs”.

En het idee dat werklozen gedwongen moeten worden om te werken, om iets terug te doen voor hun uitkering, zelfs als dat werk zinloos en vernederend is – zelfs als het de arbeidsmarkt verstoort – wordt tegenwoordig voortgezet in “workfare”[D] regelingen [13] die werklozen dwingen om eenvoudig, ongeschoold werk te verrichten of het geschikt voor hen is of niet, op straffe van verlies van inkomen.

Het Speenhamland systeem was een oprechte poging om de problemen van armoede en werkloosheid te lenigen in een tijd van depressie en snelle technologische veranderingen. Het is tragisch dat het stukliep, niet omdat het niet werkte, maar vanwege inadequate financiering in combinatie met morele oordelen over de deugd van werken.

Er gaat een angstaanjagende waarschuwing voor onze tijd van uit. Het Speenhamland systeem werd vervangen door één van de meest wrede vormen van “sociale zekerheid” ooit bedacht. De Poor Law Amendment (Amendement op de Armenwet) [14] van 1834 schafte steun aan thuiswonende armen af en dwong werklozen hun intrek te nemen in werkhuizen. De omstandigheden in Victoriaanse werkhuizen [15] waren bewust hardvochtig om mensen ervan te weerhouden zich aan te melden: opname in een werkhuis was voor velen een doodvonnis. Echtparen werden van elkaar en van hun kinderen gescheiden, soms zagen ze elkaar nooit meer. Werk was vervelend en routinematig, zoals het uit elkaar trekken van touw (“lostornen van breeuwmateriaal”) of het breken van stenen. Bewoners werden mishandeld en uitgehongerd: in een werkhuis bij Andover waren inwoners zo hongerig dat ze hun toevlucht namen tot het kauwen van de botten die ze verzameld hadden om ze fijn te malen voor kunstmest. Maar het is goed te beseffen dat hoe onbarmhartig de werkhuizen ook waren, de omstandigheden voor werkende armen buiten de werkhuizen vaak erger waren. De dreiging van het werkhuis zette werkgevers er toe aan hongerlonen te betalen in de zekerheid dat de arbeiders dit voor lief zouden nemen, zelfs al bood het geen enkel financieel houvast. Schrijvers als Dickens belichtten de erbarmelijke omstandigheden waarin armen woonden – binnen èn buiten werkhuizen. Zij werden met opzet gecreëerd door goedbedoelende mensen, overtuigd als zij waren van de deugd van werk, elk werk, hoe vernederend en slecht betaald ook.

 

We hebben een lange weg afgelegd sinds de dagen van Dickens. Laten we daar niet naar terugkeren.

 

Illustratie: “Armoede en rijkdom”, door William Frith RA, 1888. Courtesy of VictorianWeb.

Bronnen

Noten

  • [A] Dit stond bekend als “indoor relief”: verzorging in een inrichting.
  • [B] “Outdoor relief”: hulp buiten een inrichting.
  • [C] Een roundsman was een historische figuur die op het Engelse platteland met paard en wagen langskwam om allerhande goederen (etenswaren, lampenolie, pannen) in de afgelegen dorpen en boerderijen aan de man te brengen. Naast noodzakelijke spullen bracht hij ook de laatste nieuwtjes.
  • [D] Workfare – a system in which unemployed people have to work in order to get money for food, rent, etc. from the government. Bron: Oxford Advanced Learner’s Dictionary of Current English (8e edition). Oxford University Press, 2010. In Nederland wordt het begrip door voorstanders, vooral de sociale zekerheidsbureaucratie en re-integratie-industrie, wel samengevat onder de zalvende en tegelijkertijd verhullende term “Tegenprestatie”. Organisaties met meer realiteitszin, zoals Doorbraak [http://www.doorbraak.eu/] en De Lange Mars [http://delangemars.nl/], praten gewoon over wat workfare werkelijk inhoudt: dwangarbeid (FB).

Links

 

 

 

Het bericht Een experiment met een basisinkomen (1795) verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Het Grote Bedrog of de evolutietheorie van arbeid

overwerk

chirstina-lambrecht

Bertrand Russell: het ultieme doel van onze civilisatie moet het streven zijn om vrije tijd zo intelligent mogelijk in te vullen.

Tchouang-Tseu, Chinees denker en filosoof , IVde eeuw voor J-Ch: de mens kent het  nut om nuttig zijn, maar niemand kent het nut van onnuttig zijn.

Mooie openingsfilosofie voor een stuk over arbeid, vind u ook?

‘Echt werk is verworden tot het juk van de onderklasse, in plaats van het privilege van de elite’, schrijft columnist Rutger Bregman. ‘Als er bezuinigd moet worden vliegen de verplegers, onderwijzers en schoonmakers er als eerste uit. Het legioen van papierduwers ontspringt de dans wel’

En, gaat hij verder in datzelfde artikel: “Vijftig jaar geleden waren we het er nog over eens: technologie zou ons naar een arbeidsloze samenleving brengen. Niemand kon voorzien hoeveel onnodige troep en overbodige banen we zouden creëren. Want één ding hebben wij kapitalisten met de oude communisten gemeen: een pathologische obsessie met werk. Bijstandstrekkers moeten koste wat kost blaadjes blazen, zoals een kassa in een Sovjetwinkel door drie man tegelijk werd bediend.”

Het komt allemaal voort uit een groot misverstand – waarvan ik hoop dat we het ergens deze eeuw kunnen lozen. Het misverstand luidt: Je moet werken voor je geld.[1]

Hij noemt het dus een groot misverstand.

Ik noem het het Grote Bedrog.

Een bedrog dat met de eeuwen groeide en altijd maar meer een meer corrupter werd.

Las u ook het boek Slow, een wereldwijde Revolutie uit 2004 van de Canadese journalist Carl Honoré?

“Het boek is een kritische aanklacht tegen een markteconomie waarin doel en middel door elkaar zijn gaan lopen, en mensen alleen nog lijken te bestaan om de economie te dienen in plaats van andersom. Een markteconomie waarin tijd gelijkstaat aan geld, en er alleen nog plaats is voor sneller, beter, meer. Dat leidt onvermijdelijk tot een ongeduldige, oppervlakkige jaagcultuur, waarin we steeds meer moeten in minder tijd. En dat moet een stopverbod krijgen.

Volgens Honoré bewijst de evolutieleer het recht van de sterkste, en niet van de snelste. Een goede markteconomie moet om kwaliteit draaien, niet om kwantiteit. Het kapitalisme heeft daarom volgens Honoré niet snelheid, maar juist vertraging nodig.’ Het mooie van Honoré vind ik dat hij niet antikapitalistisch is, maar kapitalisme accepteert als een goede manier om voorspoed tot stand te brengen. Maar daarbij moeten we niet vergeten dat de markteconomie ons dient in plaats van andersom. Doen we dat niet, dan is een collectieve burn-out volgens Honoré onvermijdelijk. En kijk wat er is gebeurd…

De moraal van dit verhaal is wel heel herkenbaar. Hoeveel mensen worstelen niet met de balans tussen werk en privé, tussen het vergaren van welvaart en welzijn? Als je het druk hebt, dan ben je succesvol, tenminste, dat is haast uitgegroeid tot een maatschappelijke consensus.”[2]

Als je het druk hebt….lees: je hebt het (on)-geluk nog werk te hebben op die weergaloze arbeidsmarkt…als je dus nog “produceert” dan hoor je erbij

Het is altijd goed om eens achterom te kijken en te zien vanwaar we komen, welke weg we hebben afgelegd. Het vreemde is wel, dat de mens altijd met vallen en opstaan is vooruitgegaan en probeerde zijn bestaan te verbeteren en te veraangenamen, maar dat dit plots de omgekeerde richting gaat, want we moeten het dus druk hebben (lees werken) om erbij te horen.

Wie niet produceert telt niet mee luidt het vandaag.

Als moeder/vader aan de haard tel je dus niet mee.

Als zorgverlener tel je dus niet mee.

Als iemand die zich als vrijwilliger inzet tel je dus niet mee.

De lijst is lang en wordt langer en langer.

De evolutietheorie van arbeid

aapHelemaal terug naar de oorsprong moeten we niet gaan. Maar laat ons beginnen vanaf de Homo Erectus. Dat aapachtig wezen dat al rechtop liep, enkel af en toe nog in een boom klom wanneer gevaar dreigde. Mag ik u Lucy voorstellen, ons aller oermoeder.[3]

In de stam van Lucy leefden ze van de jacht, de visvangst, en verzamelden ze bessen en zaden,  plukten bladgroenten en zochten  knollen. Carpe Diem dus, (vooral als er geen al te wild beest met enorme slagtanden in de buurt rondsloop)

En dan doen we een heel grote stap, richting Homo Sapiens

Tussen Lucy en de Homo sapiens verandert er enorm veel.

Onze hersenen  zijn gaan groeien….: Gedurende de laatste 2 of 3 miljoen jaar is het menselijk brein driemaal zo groot geworden.

homosapiens

We werden dus altijd maar slimmer en slimmer,  en ik vind dat we die hersenen ook goed gebruikten.

We bedachten tal van hulpmiddelen, grote en kleine, om ons het leven te veraangenamen en de ontdekking van het vuur alleen al was hèt van hèt: jongens konden we eindelijk gezellig warm bij elkaar hokken rond dat mamoutboutje dat daar te roosteren hing.

Wat zouden we ons moe maken als het ook gemakkelijk kan?

We konden even uitblazen en lanterfanten: bewust niets doen en toch bezig zijn met nuttige dingen, zoals kraalsnoeren maken met been of schelpjes, vellen bewerken om al wat meer comfortabele kleding te bedenken ipv dat struikgewas waarmee we onze mannelijk- of vrouwelijkheid bedekten.

Verstandig gebruik maken van onze hersenen dus !

En het werd altijd beter (ik doe meteen en paar reuzesprongen in de tijd) : we vervingen ezel, paard en  os door ingenieus bedachte werktuigen en landbouwmachienes

En plots staan we dus aan de vooravond van de moderne geschiedenis.

La Belle Epoque (1900)

Grote en kleine uitvindingen moesten ons gelukkig maken, een aangenaam leven bieden, en ons vooral bevrijden van zware arbeid. Bon, zoals ik zei: we doen alles met veel vallen en opstaan en die Belle Epoque had ook wel haar minder fraaie kantjes….de eerste wereldoorlog,  de Grote Oorlog zoals we haar nu gedurende vier jaar zullen herdenken.

Maar een mens moet positief blijven en geef toe de hieronder opgelijste uitvindingen hebben ons toch wel veel mooie momenten geboden, en doen dat nog steeds vandaag.

  • de cinematografie, zonder  geen Brad Pitt of Georges Clooney…
  • de grammofoon, zonder  geen Stromae
  • de gloeilamp, zonder geen spannende Dan Brown s’avonds.
  • de koffiefilters, zonder geen leuke gezellige koffietafel met de buurvrouwen
  • de liften ,waardoor we aan hoogbouw konden beginnen (en dit tussen ons: het is best avontuurlijk in een op en neergaande lift te vrijen… )
  • de ritssluiting …de spanning in de lift van hierboven wordt groter
  • de wasmachine,  moet ik toch niets aan toevoegen enkel dit wil ik aanraden: bekijk http://www.ted.com/talks/hans_rosling_and_the_magic_washing_machine
  • de vaatwasser, zalig uitnodigen en met z’n tienen rond tafel zitten, en de stapels borden gewoon vergeten.

en nog veel meer van die leuke dingen!

En toen kregen we de eerste grote futurologen.

De meeste onder hen kennen we. Ook wat ze voorspelden:

De werkdag zou in het jaar 2000 nog maar twee uur  duren.

(We zijn intussen wel al 14 jaar verder).

De britse econoom Keynespleitte in 1930 voor een 15-urige werkweek en die man durfde het dan ook nog eens aan om tijdensGrote Depressie  (tijdperk van armoede-werkloosheid-miserie) van diezelfde jaren dertig in de vorige eeuw een essay te schrijven getiteld:  Economic Possibilities for our GrandChildren” Economische mogelijkheden voor onze kleinkinderen! Veelbelovende titel toch?

Hij voorspelde daarin dat we in 2030 (binnen 100 jaar  voor hem – voor ons dan weer  binnen 16 jaar) in

WEELDE, OVERVLOED en een ZEE van VRIJE TIJD zouden leven.

Mijn vraag: hebt u daar al iets van gemerkt?

Endan is er ook nog Bertrand Russell: brits filosoof, historicus, logicus, wiskundige, voorvechter van de sociale vernieuwing, humanist, pacifist, en prominent rationalist, en die voorspelde de  vierurige werkdag!

Hij zei:

‘Er zal geluk en levensvreugde zijn, in plaats van overspannen zenuwen, vermoeidheid en buikpijn.’

en in 1932 schreef hij: Als mensen niet moe zijn in hun vrije tijd dan zullen ze ook niet naar passief en platvloers vermaak verlangen. wat wil zeggen, dat als mensen nog fit zijn in hun vrije tijd dat ze zich gaan bezighouden met nuttige dingen die goed zijn voor hun lichaam en geest en ook voor hun naaste omgeving.

En de filosoof Henry Bergson sloot het rijtje van deze interessante toekomstdenkers af en beweerde met enige zin voor humor, dat mocht een mier ook maar een greintje verstand hebben, ze meteen zou stoppen met werken (1859-1941)

Maar ook vandaag zijn er interessante futurologen die nadenken over onze toekomst en vreemd, daar zit minder werken ook altijd wel ergens in verpakt.

We hoeven nog maar drie dagen te werken en worden de regisseur van ons eigen leven, schrijven futurologen Reinier Castelein, Erik Hallers, Adjiedj Bakas en Wim de Ridder. ‘De overheid is dienend.'[3]

Volgens Wim de Ridder is kunstmatige intelligentie sterker dan de menselijke intelligentie. Darom zal de mens minder werk doen, maar computers en robots des te meer. Dus vijf dagen werken zit er over 20 jaar niet meer in, daarvoor is er te weinig werk voor de mens over. Het is niet zo dat we daarom straks lekker met de benen omhoog kunnen, want onderwijs wordt nog belangrijker! Omdat de technologie zich zo hard ontwikkelt, moet de mens zich ook non-stop blijven bijspijkeren.

En Rutger Bregman mag ik zeker niet vergeten!: voor hem is de oplossing voor (bijna) alles: minder werken! [4]

Nog iemand die me wist te boeien is Alvin Toffler en hij had het over de prosument: de prosument is de nieuwe consument die zich geheel anders gedraagt richting bijvoorbeeld organisaties. De prosument omarmt nieuwe media en weet die ook te gebruiken om persoonlijke doelen te realiseren. De prosument is dus consument en producent in 1 persoon.

De voorspellingen die futuroloog Alvin Toffler in zijn vorige boeken deed, hebben tientallen jaren standgehouden. Zijn ideeën over informatietechnologie vormen zowel voor de culturele als voor de economische wereld een inspiratiebron van formaat. In Revolutionaire rijkdom schrijven Alvin en Heidi Toffler over de economische omwentelingen die nu gaande zijn en over de impact die deze zullen hebben op wetenschap, economie, landbouw en politiek, maar ook op het alledaagse gezinsleven, de school. Revolutionaire Rijkdom gaat over vragen als: wie zijn de rijken van morgen, hoe zullen rijkdom en welvaart in de toekomst ontstaan en wat betekent het om rijk te zijn? De economie van de toekomst zal het aangezicht veranderen van de gezondheidszorg, energievoorziening, vervoer, landbouw en talloze andere sectoren.

In een recensie lees je: De schrijvers  (Alvin en Heidi Toffler) van dit omvangrijke boek zijn futurologen, die op geheel eigen wijze hun visie op de toekomstige welvaartsontwikkelingen geven. En dat met grote stelligheid. Centraal thema is de ontwikkeling van de ‘prosumenten’: mensen die werken zonder dat er een vergoeding tegenover staat, de alternatieve economie.

Maar alle futurologie en wijze voorspellingen ten spijt, we zitten in de val: werken is en blijft de boodschap en soms heb ik de indruk dat we met z’n allen terug naar af zijn:

“In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert” (genesis 3:19a)

Onze beleidsmakers zitten op dezlfde golflengte van die Genesis: langer werken is de boodschap en tegen dat we 67 zijn (het zal wel nog verhoogd worden die pensioensleeftijd) wordt die afstand tussen nog een paar jaar leven en terugkeer naar de aarde alsmaar korter, wat natuurlijk mooi meegenomen is voor diezelfde beleidsmakers: moeten ze minder lang pensioenen uitbetalen.

Daarom ook noem ik het allemaal het Grote Bedrog!

En mede dankzij opéénvolgende crisissen zijn we intussen  van de Homo Economicus  naar de Homo Flexibilis geëvolueerd.Erger nog, we zitten hier al met twee ondersoorten!

  1. de Homo otiosus obligadusque:

werkeloosDe Homo otiosus obligadusque: de mens die verplicht is lui te zijn, want anders veliest hij zijn sociale tussenkomsten en werkloosheidsuitkeringen.

Je bent dus tot luiheid verplicht in de letterlijk en figuurlijke zin.

 

 

 

 

2. de Homo laboriosus  fatigatusque :

overwerkEn dat is dan de mens die keihard (moet) werk(en)t , altijd maar flexibeler moet zijn, overmoeid geraakt en in een burnout sukkelt.

Ik verdenk er onze politieke beleidsmakers van dat zij deze Homo flexibilis aan het kneden zijn met de bedoeling ons helemaal in te zetten in hun werken-produceren en consumeren strategie.

Want voor hen maakt werken vrij…waar hebben we dat nog gehoord?

arbeitmachtfrei

 

Maar even terug naar de homo flexibilis.

 Eind jaren zestig van de vorige eeuw gebeurde er iets vreemds.

Wetenschappers begonnen zich  zorgen te maken over vrije tijd! Het waren wellicht inbedded wetenschappers zoals de inbedded journalists van tijdens de Irak oorlog of de inbedded gezondheidsdeskundigen  die voor Philippe Morris werken en dikke studies schrijven om aan te tonen dat roken best wel gezond is.

 En het ging van kwaad naar erger:  zelfs belangrijke politicologen beweerden: Er is reden om te vrezen dat vrije tijd  slechts verveling, luiheid, immoraliteit en geweld teweeg zal brengen.’

Erger nog: de beroemde sciencefictionschrijver Isaac Asimov voorzag dat in 2014 de psychiatrie de belangrijkste medische professie zou zijn. want, We zouden ziek worden van verveling.

(met dank aan de rijke informatiebron die futuroloog-filosoof Rutger Bregman is)

Die onheilsboodschap kwam onze politieke beleidsmakers goed uit: WERKEN zou voortaan de  boodschap zijn!

En er blijft maar op gehamerd worden: werken is belangrijk voor uw mentale gezondheid, want belangrijk voor uw sociale integratie, alsof we ons niet op een andere manier sociaal kunnen integreren: scrabble club, kleinkinderen van school ophalen, voetballen, dienstverlening, ja tot zelfs facebooken toe (always look at the bright side of life!).

En zo worden we letterijk gebrainwashed richting werken!

“laat ons het volk zodanig BRAINWASHEN dat ze nog gaan hunkeren naar passief en platvloers vermaak zoals de…. verkiezingen  (gelukkig ook alweer achter de rug)

Het is een beetje zoals bij de Oude Romeinen en die waren niet dom:  ze redeneerden: we pakken de macht van het volk af, bedwelmen ze intussen met amusement (brood en spelen) en zo hebben we vrij spel en doen we gewoon ons ding zonder al teveel democratische controle.

En dat is wat er nu bvb in “de stoemmelings” ook gaande is met het Grote transatlantische handelsakkoord tussen Europa en Amerika.

En zo worden we dus altijd opnieuw belogen en bedrogen.

Het is zelfs tot een altijd terugkomend electoraal mantra geworden vandaag: werken, werken, werken.

DE medicatie tegen de ziekte“vrijheid”  bestaat intussen uit drie bittere pilletjes die we alle dagen moeten slikken, liefst al bij het opstaan: werken, produceren, consumeren en dat alles in een zo groot mogelijke flexibiliteit die we niet alleen opleggen aan de mens, maar ook aan moeder aarde.

Maar hoe ver kan die rekbaarheid nog gaan?

Geld wordt niet meer in tijd, maar in spullen omgezet.

De gewonnen tijd wordt vandaag nog meer besteed aan nog meer werk en nog meer productie en nog meer  consumptie.

Vandaag moeten we flexibel zijn, kneedbaar, dynamisch, de klok rond bereikbaar, inzetbaar...maar waarvoor?

En dan komen we als vanzelf bij het volgende truukje van de politieke beleidsmakers: Verdeel en Heers!

Werken, inkomen…mee kunnen doen aan  de consumptiemaatschappij het zijn zowaar statussymbolen geworden. “Ik hoor er bij” en je krijgt een handdruk  van de politieke beleidsmakers:

“goed zo u bent een goed burger meeneer, u werkt en u consumeert en dankzij u doet het Binnenlands Nationaal Product het goed. Dat betekent welvaart voor ons land. Als u dat nog lang volhoudt dan geven wij u misschien zelfs  een pensioen….tje”

Begrijp:  je bent pas een volwaardig burger en je hoort erbij als je werkt!

Die anderen daarentegen….profiteurs, lamzakken, nietsnutten, marginalen,

En het zijn opnieuw de politici die ervoor zorgen dat ook dat sluipend gif in onze hersentjes binnensijpelt en die ervoor zorgen dat er twee categoriën burgers ontstaan.

En hierdoor kunnen  de deuren wagewijd opengezet worden om de “slechte burgers” lees de  werklozen hard aan te pakken.

Dat ze hierdoor ook de deuren openzetten voor discriminatie en ja zelfs tot haat  aanmoedigen  tussen de “goede burgers en de “slechte burgers” daar liggen ze niet wakker van. Maar ze vergissen zich: ze nemen een gevaarlijk loopje met de democratie én met de mensenrechten.

En heel die  politiek staat in het teken van welvaart.  Economische welvaart wel te verstaan!

STOP dit Bedrog!  STOP het Bedrog van de arbeid, het vasthouden aan deze hardnekkige zinloze  bezigheidstherapie.We worden niet ziek van vrije tijd.

We worden ziek van de altijd maar groter wordende arbeidsdruk, van de consumptiemaatschappij, en ja helaas, we worden ook ziek omdat het ons ingepeperd wordt dat als we niet werken we er niet meer bijhoren.

Het wordt  hoogtijd voor een koerswissel: er zijn steeds meer mensen die geen monetaire verhandelbare arbeid  verrichten, maar die wel een zeer belangrijke bijdrage leveren aan de maatschappij of aan hun gemeenschap. Het is dus niet slim en ook heel duur wanneer we al deze mensen aan een klassieke baan willen helpen.  we moeten snel naar een  situatie waarin ‘leven buiten de loonarbeid’ gezien wordt als volwaardige activiteit.

Herverdeling is daarom het woord dat in het woordenboek van elke zich respecterende moderne en toekomstgerichte beleidsmaker moet staan. (hallo, waar zitten ze?)

Rechtvaardig herverdelen van rijkdom! Want rijkdom is er!

Er is alvast de materiële rijkdom, dankzij

de automatisering, de robotica, de wetenschappelijke vooruitgang, door spitstechnologie, informatica…

Er is ook de immateriële rijkdom, dankzij

het enorme menselijke potentieel zoals creativiteit, vrijwilligerswerk, kinderen opvoeden, zich inzetten voor de natuur, kunst, zorg voor zij die zwakker zijn…

Maar al deze rijkdommen worden heel slecht verdeeld,

de immateriële rijkdom wordt zelfs gefnuikt,  want er is geen tastbare  verhandelbare waarde die bijdraagt aan die ecomische groei en het BNP

Het wordt dus hoog tijd dat we onze maatschappij “heruitvinden” en bijsturen richting  sociale, maatschappelijke, culturele , ecologische en democratische waarden  en dat we die waarden loskoppelen van werken en geld.

Neem daar nog de herverdeling van de arbeid bij, en dus automatisch de herverdeling van de  vrijgekomen vrije tijd! Carpe Diem voor iedereen!

En vergeet ook niet de financiële markten aan te pakken, voer beurstransactietaxen in, strenge milieuheffingen voor de grote bevuilers.

Als je zo’n beleid voert, dan zijn we al een stuk op weg richting Onvoorwaardelijk Basisinkomen!

Onder welke vorm dan ook.

 

Lambrecht, Christina

5 juli 2014

(elementen uit deze tekst zullen voor sommigen herkenbaar zijn, ze komen uit mijn voordracht aan de Piratenpartij in Gent van April 2014)

 

[1] http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/3529454/2013/10/18/Het-grote-misverstand-luidt-je-moet-werken-voor-je-geld.dhtml

[2] http://www.marketingonline.nl/bericht/de-man-van-nooitgedacht-slow-het-juiste-tempo

[3] http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/3677432/2014/06/24/Met-drie-dagen-werken-neem-je-je-leven-in-eigen-hand.dhtml

[4] https://decorrespondent.nl/3/de-oplossing-voor-bijna-alles-minder-werken/115335-ad6c6f0b

Het bericht Het Grote Bedrog of de evolutietheorie van arbeid verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Verkorte geschiedenis van het Basisinkomen

Het idee van een onvoorwaardelijk basisinkomen heeft drie historische wortels. Het idee van een minimuminkomen verscheen voor het eerst in het begin van de 16e eeuw. Het idee van een onvoorwaardelijke eenmalige subsidie ​​verscheen voor het eerst aan het eind van de 18e eeuw. En de twee werden gecombineerd om voor het eerst het idee […]

The post Verkorte geschiedenis van het Basisinkomen appeared first on Nederlandstalig Netwerk Basisinkomen.

240 jaar geschiedenis van het Basisinkomen

Het idee van een onvoorwaardelijk basisinkomen heeft drie historische wortels. Het idee van een minimuminkomen verscheen voor het eerst in het begin van de 16e eeuw. Het idee van een onvoorwaardelijke eenmalige subsidie ​​verscheen voor het eerst aan het eind van de 18e eeuw. En de twee werden gecombineerd om voor het eerst het idee […]

The post 240 jaar geschiedenis van het Basisinkomen appeared first on Nederlandstalig Netwerk Basisinkomen.