Maandelijks archief: september 2014

Basisinkomen actueel 29 september 2014 week 40

liveathens

liveathensSuccesvolle 7e Week van het Basisinkomen 

De 7e week van het basisinkomen ligt achter ons. Volgens leden en presentatoren die bij verschillende evenementen aanwezig waren, mogen we rustig spreken van een succes. Dat blijkt ook uit de aanmelding van 50 nieuwe leden sindsdien, wat voor een groot deel te danken is aan de uitzending van Tegenlicht  op 21 september  jl. en de daarop in meerdere steden volgende Meet Ups.

Ons doel is nog steeds om het idee basisinkomen zoveel mogelijk te verspreiden. Dat is ook de boodschap aan leden die vragen wat ze kunnen bijdragen: Organiseer een informatieavond over het basisinkomen in je eigen omgeving. Gebruik daarvoor een low budget ruimte zoals een huiskamer, buurthuis, bedrijfsvereniging, bibliotheek, school, universiteit of stadhuis. Binnenkort kun je ook de video van de genoemde Tegenlicht uitzending hierbij gebruiken als inleiding tot een daaropvolgend gesprek. Schroom niet ons via het contactformulier om hulp te vragen, als je daar behoefte aan hebt. Wij kunnen u op zijn minst helpen aan een kopie van deze video, flyers en andere promotiematerialen, die we gaan produceren als daar voldoende geld voor in onze kas zit.

UBIE in Athene

Afgelopen weekend – 25 tot 29 september – namen Willem Gielingh (onze vicevoorzitter) en ik deel aan het inmiddels derde UBIE werkoverleg. Deze keer in Athene. Vrijdagmiddag hadden onze Griekse gastheren een klein symposium georganiseerd met vier verschillende werkgroepen en een aantal plenair gehouden presentaties.

Guy Standing opende de rij. Zijn strijd voor een basisinkomen neemt steeds meer de vorm aan van kritiek op de huidige politiek en ons maatschappelijke systeem. Hij zei – net als in zijn boeken over wat hij noemt het precariaat – dat de neoliberale golf doorwerkt in het uitvaardigen van nieuwe regelingen door de regering, waardoor steeds meer mensen in onzekerheid komen te verkeren. Onzekerheid met betrekking tot baan, inkomen en zelfs tijd, doordat alles wordt bepaald door de heersende marktleider. Hiermee verliest de burger al zijn rechten als burger en mens: het recht op maatschappelijke zekerheid, op menselijke waardigheid,  op vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid. Het recht op een levensstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting, geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil. Het recht op onderwijs, op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid, op rust en eigen vrije tijd, met inbegrip van een redelijke beperking van de arbeidstijd, en op periodieke vakanties met behoud van loon. Het gevolg van het verlies van al die rechten is ook het verlies van sociale samenhang, een toename van verrechtsing , nationalisme en zelfs fascistische tendensen, die nu al overal zijn waar te nemen. De oplossing – u raadt het al – een Onvoorwaardelijk Basisinkomen.

Een tweede ervaring die veel indruk op mij maakte, was de presentatie van een Griekse spreker. Volgens hem werd deze UBIE meeting in Athene ervaren als teken van solidariteit van andere Europeanen met de Grieken, die door de maatregelen van de Troika nog steeds te lijden hebben onder alle bovengenoemde verschijnselen van dien.

Zaterdag hebben we voornamelijk gebruikt om de statuten voor UBIE vast te stellen, wat vrij moeilijk is gezien de vele verschillende meningen en culturele achtergronden van alle deelnemers. Toch is het nodig om een legale status in Europa te kunnen krijgen en zodoende een zakelijke bankrekening te kunnen openen en in aanmerking te komen voor subsidies van Europa.

Zondag gingen we verder met de voorbereiding van vijf evenementen in het kader van een door Europa uitgeschreven project onder de naam “Europe for Citizens” onder de titel  Democratic engagement and civic participation, met als doel het bevorderen van de sociale cohesie in Europa. Projecten die hiervoor worden ingediend kunnen in aanmerking komen voor een Europese subsidie.

De vermelde vijf evenementen zullen in vijf verschillende landen gaan plaatsvinden. In september 2015 in Nederland! Dat evenement gaan wij organiseren onder de titel Onvoorwaardelijk Basisinkomen als stimulans voor sociale adhesie en vrede in Europa. Die conferentie zal de aandacht vestigen op de relatie tussen het wel/niet hebben van een Onvoorwaardelijk Basisinkomen en discriminatie op verschillende terreinen en de goede invloed die het invoeren van een Eurodividend hierop zou kunnen hebben. We hopen daarmee ook de deuren te openen tot een beter toekomstperspectief voor de jeugd, de mensen zonder werk en al diegenen die het hoofd nu net (niet) boven water kunnen houden.

Met vriendelijke groet,

Adriaan Planken, voorzitter VBi

Het bericht Basisinkomen actueel 29 september 2014 week 40 verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Van loonbelasting naar consumptiebelasting

Bij de afgelopen jaarvergadering van de Vereniging voor het basisinkomen op 25 mei 2013 presenteerde Robin Ketelaars de website “Basisinkomen voor Dummies”[1], met daarin een financieringsvoorstel. Dit voorstel houdt in dat het BTW tarief op 50% gezet wordt waardoor er voldoende middelen beschikbaar komen om het basisinkomen voor iedereen te financieren.

Allereerst wil ik zeggen dat Robin die 50% niet keihard bedoelt doch slechts als een praatgetal invoert. Het is eenvoudiger om van 50% te spreken terwijl bedoeld wordt ‘een zodanig percentage dat de kosten gedekt worden dat waarschijnlijk om en nabij de 50 zal gaan liggen’. Op gelijke wijze zullen cijfers en getallen in het vervolg van dit artikel ook bedoelt zijn, gewoon omdat het gemakkelijker praat en een idee geeft, tenzij duidelijk vermeldt wordt waar de cijfers vandaan komen.

Voorts wil ik er op wijzen dat Basisinkomen op zich ook een politiek instrument is. Hiermee bedoel ik dat wanneer in een land een basisinkomen wordt ingevoerd er een verandering in de economie (en het (schijnbare) denken) plaats zal vinden die ingrijpend is voor de samenleving van dat land. Het heeft kortweg gezegd consequenties. Zo is dat ook wanneer gekozen wordt het basisinkomen te financieren door middel van BTW heffing. BTW (achtige) heffing is een politiek (stuur)instrument.

Een van de vragen die men heeft, zeker wanneer er direct gewerkt wordt met een genoemd percentage, in Robins voorbeeld 50, is of het voldoende is. Werkend met ruwe cijfers lijkt het er op dat gemiddeld een werkgever naast de loonkosten (loon uitbetaald aan werknemers) 30% van de loonkosten betaalt aan sociale lasten en dat een inkomensontvanger gemiddeld 30% belasting betaalt. Dus van 100% bruto inkomen gaat er in het huidige Nederlandse systeem tweemaal een 30% naar de schatkist, dat is uiteindelijk welgeteld ongeveer 46%. Tellen we hier nog bovenop de premies betaald voor arbeidsongevallenverzekeringen, pensioenpremies en andere zaken dan kunnen we bijna zeggen dat het fiftyfifty is, dus voor iedere euro inkomen gaat er ook een in een potje ergens.

Bovenstaande alinea in gedachten hebbende is het direct duidelijk wat de eerste en vooral grootste consequentie is van financiering door middel van BTW. De loonkosten zakken drastisch. Stel nu eens dat het Basisinkomen geheel wordt betaald door de overheid, dus geen ingewikkelde constructies waarbij de werkgever loon betaald en dan via fiscale weg opeens een deel van het loon OBI blijkt te zijn, dus gewoon iedereen krijgt rechtstreeks op de bankrekening OBI gestort dan dalen de directe loonkosten nog verder. Nu wil ik graag dit verhaal even onderbreken en u vragen de kranten van de afgelopen jaren er even bij te pakken en eens te lezen wat ook al weer het grootste probleem is in de zorg, bij de overheid, bij talloze bedrijven en instellingen …… juist ja, de toegenomen loonkosten tegenover een daling van de inkomsten. Probleem opgelost?

Probleem is opgelost! Was het maar zo eenvoudig. Zoals ergens hierboven al gezegd een dergelijk financiering evenals invoering van OBI zelf zijn politieke instrumenten. De klacht over de te hoge loonkosten is getackeld. Dat was een makkie. De keuze voor een OBI maakt de politiek (pas) wanneer ze het werkelijk meent dat het een topprioriteit is dat mensen werk kunnen hebben.

Er is nog een ander modewoord in het politieke vocabulaire gekomen deze eeuw: “Duurzaamheid”. Wat is duurzaamheid? Ik heb geen idee wat er in het algemeen mee wordt bedoel, voor mij klinkt het bijna als ‘uw was wordt nog witter dan wit’ maar in de gunstige gevallen bedoeld men dat producten langer mee moeten gaan en productie in het algemeen een kleinere voetafdruk in de aarde moet achterlaten.

Een van de effecten van financiering OBI door een BTW achtige constructie is dat arbeidsintensieve zaken goedkoper worden (zoals hierboven aangegeven) maar dat niet arbeidsintensieve zaken, dus productie waarbij (energie verbruikende) machines het leeuwendeel van de arbeid verrichten, of waar automatisering (op kantoor) werk heeft weggenomen, opeens duurder worden.

Gevolg hiervan is dat werkgevers andere keuzes gaan maken. Ze zullen zuiniger omspringen met energie en waar het lonend is meer mensen inzetten. Dankzij het feit dat mensen een OBI hebben kunnen zij nu ook andere keuzes maken, vrijer kiezen en beter onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden. Zo kan ik me voorstellen dat wanneer de werknemers het niet eens zijn met de mate van vervuiling, ethisch of ecologisch, door het bedrijf veroorzaakt, men het bijltje er al dan niet tijdelijk bij kan neerleggen totdat de oorzaak is weggenomen. De consument zal ook een verschuiving in zijn keuzes maken. Laten we even voor het gemak ervan uitgaan dat alles gelijk blijft ten opzichte van de huidige situatie behalve dat het OBI wordt ingevoerd en de inkomensgerelateerde heffingen en belastingen worden opgeheven ten gunste van een BTW achtige heffing. Dus het besteedbare inkomen blijft gelijk. In een dergelijk scenario zullen wel prijzen van producten en diensten veranderen. Voor de vuist weg om u een indruk te geven: zorg aan bed en in huis wordt stukken goedkoper, uw tablet en auto wordt aanzienlijk duurder.

Om een toch al lang geworden verhaal kort te houden de keten van gevolgen in een notendop:

  • OBI financiering d.m.v. CB (Consumenten Belasting analoog aan BTW op de brutoprijs van een product of dienst), BTW wordt bovenop de nieuwe Brutoprijs geplaatst, zodat voor de export de prijsopbouw hetzelfde blijft)
  • Arbeidskosten dalen doordat de loonkosten voortaan zuiver inkomen is
  • Arbeidsintensieve sectoren, zoals zorg, bouw, kleinere retail, worden goedkoper waardoor meer mensen bevredigend werk kunnen vinden in deze sectoren
  • Machinegedreven sectoren gaan substantieel meer bijdragen aan de financiering van de algemene middelen waaruit ook het OBI betaald wordt
  • Wanneer mensen die werken het niet eens zijn met wat in hogere echelons besloten wordt kunnen die hun ongenoegen voelbaar kenbaar maken
  • Producten zullen omgekeerd evenredig in prijs stijgen ten opzichte van de arbeidsintensiviteit
  • De consument zal als gevolg hiervan eerder kiezen voor die producten die een langere duurzaamheid hebben, ook zal de vraag naar producten die (nu) aangeschaft worden om de tijd te doden afnemen aangezien mensen dankzij OBI een zinvoller leven kunnen gaan leiden

Kortom de stelling die ik zou willen neerzetten is: OBI leidt tot een duurzamere wereld!

[1] http://basisinkomenvoordummies.nl

Auteur: Harry Buyvoets (VBi)

Bron: http://basisinkomen.nl/wp/gevolgen-financiering-obi-btw/

Een pleidooi voor Belasting op aan de Aarde onttrokken Waarde

Waarom heffen we nog steeds inkomstenbelasting? Het is tijd voor de BOW[1]

Net als vrijwel iedereen (hoop ik) maak ik me regelmatig zorgen over (de vervuiling van) het milieu, de uitputting van grondstoffen en de gevolgen van een en ander voor de generaties die na ons komen.

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben wij het in de westerse wereld in materiële zin – zij het met ups en downs – steeds beter gekregen. Alle mensen van de babyboomgeneratie (geboren tussen 1945 en 1955) kunnen stellen dat zij het in materiële zin (veel) beter hebben dan hun ouders en dat hun ouders het beter hadden dan hun grootouders.

Die tijd lijkt voorbij en het is de vraag of dat zo erg is. De (rest van de) 21e eeuw zal m.i. moeten worden benut om de ruimte die ontstaat a.g.v. economische groei, in te zetten voor de verbetering van de welvaartsverdeling in de wereld en een andere manier van belasting heffen.

Ik ben hierop gekomen na het lezen van het boek  ‘De erfenis van Fontanelli’ van Andreas Eschbach. Dit boek (fictie/roman) is in 2001 in het Duits verschenen en in 2005 is de Nederlandse vertaling op de markt gebracht. Kort samengevat komt het verhaal hierop neer: een eenvoudige pizzakoerier in New York erft onverwacht een vermogen dat een verre voorvader, een Florentijnse koopman, hem in de 16e eeuw heeft nagelaten. Een vermogen dat in 500 jaar door rente op rente tot een miljard dollar is uitgegroeid. Maar bij de erfenis hoort een raadselachtige profetie: de erfgenaam, voorspelt het testament, zal de mensheid haar verloren toekomst met de inzet van dit vermogen moeten teruggeven…

De bedelaars en adviseurs weten hem snel te vinden en de één heeft nog een beter idee dan de ander om dit kolossale bedrag te besteden. Een van de adviseurs stelt voor om de inkomstenbelasting af te schaffen en een belasting op grondstoffen in te voeren. Deze adviseur stelt een belastingsysteem voor, waarbij in plaats van het belasten van arbeid, de aanslag op het milieu wordt belast. Dit betekent dat werknemers meer te besteden krijgen (het verschil tussen bruto en netto wordt kleiner), maar dat producten duurder worden vanwege een milieubelasting die daarop geheven wordt. Dit zal producenten ertoe bewegen zuinig met energie en grondstoffen om te gaan, om zodoende een product met een lagere prijs op de markt te kunnen brengen. Het gedeelte van het boek, waarin dit idee behandeld wordt staat op pagina 480 tot 487.

Ik ben eens op internet gaan googelen om te zien of er ook meer serieuze schrijvers, ondernemers en wetenschappers zijn, die erop wijzen dat we die kant op moeten. Het eerste wat ik vond was een magazine van Milieudefensie van februari 2008. Hierin staat een interview met Eckart Wintzen (van BSO/Origin).Wintzen bepleit in dit artikel om belasting te heffen op grondstoffen of (aan de aarde) ‘onttrokken waarde’ (BOW). Doel is een dienstgerichte vrijemarkteconomie, waarin het lucratief is om zo min mogelijk (schadelijke) grondstoffen te gebruiken en zoveel mogelijk te recyclen. Invoering verloopt volgens Wintzen in drie stappen en dat moet wel snel: het is geen 5 voor 12, maar kwart over 3, aldus Wintzen.

  1. Alle bedrijven voeren binnen vijf jaar een ecologische boekhouding in gebaseerd op onttrokken waarde van een product. Die waarde vertegenwoordigt de theoretische kosten van het herstellen van de milieuschade die door het vervaardigen van het product wordt aangericht.
  2. BOW wordt ingevoerd. Aanvankelijk 5 procent, in ongeveer dertig jaar oplopend naar 100 procent. Dan zijn de volledige kosten voor het herstellen van de milieuschade gedekt. Hergebruik van materialen wordt niet belast en is dus financieel aantrekkelijk.
  3. Een steeds groter deel van deze belastingopbrengst wordt gebruikt om de aangerichte schade te herstellen.

Het derde artikel, dat ik wil noemen is van CE Delft. Dit is een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau, gespecialiseerd in het ontwikkelen van innovatieve oplossingen van milieuvraagstukken. CE Delft heeft in januari 2010 een artikel uitgebracht met als titel: “Grenzen aan groen? Bouwstenen voor een groen belastingstelsel”. De conclusie van dit rapport luidt:

“De conclusie is dat verdere groei van milieubelastingen mogelijk is en een substantiële bijdrage kan leveren aan een duurzame economie, zonder dat de stabiliteit voor de schatkist in het geding is. Voor het effectief inzetten van groene belastingen in milieu- en klimaatbeleid, zijn oplopende tarieven noodzakelijk. Dat is niet alleen nodig om een belangrijke milieubijdrage te leveren, ook vermindert dit het risico op financiële tegenvallers voor de schatkist. Oplopende tarieven en automatische prijscorrectie zouden meer onderdeel moeten worden van fiscale wetgeving.” Het hele artikel is te vinden op de website van CE Delft (http://www.ce.nl).

Als je zoekt vind je nog veel meer voorstanders van bovengenoemde vorm van belastingheffing. Ik vermeld er twee:

  1. Paul Metz (http://www.wereldburgers.tv/2010/05/19/belasting-op-arbeid-afschaffen/
  2. Verslag Green Deal bijeenkomst 21 januari 2010 (http://www.economischegroei.net/file/380

Toen ik onlangs het boek van Paul Bessems ‘Elke dag als de zon opkomt’ las, wist ik zeker dat ik deze paper moest schrijven om de aandacht (weer) op dit onderwerp te vestigen.

Met toestemming en instemming van Paul Bessems, onderstaand de proloog van dit boek:

“Een toekomst die we niet willen

Brabantstad, 20 februari 2040

Vandaag vier ik mijn zeventigste verjaardag. Na ruim een jaar zie ik mijn dochter Esmée en mijn kleindochter Valerie eindelijk weer. Ze wonen in Noorwegen en het reizen is onbetaalbaar geworden. Ze zijn vijf jaar geleden naar Noorwegen verhuisd omdat het in Nederland te warm is geworden en er bijna geen bouwgrond meer te koop is vanwege de vele overstromingen. Valerie is nu twaalf jaar en een slimme meid voor haar leeftijd.

Ze komen met de boot aan in Rotterdam. Vliegen kan niet meer; dat is al een paar jaar verboden vanwege milieumaatregelen. Ze zouden om acht uur vanmorgen arriveren, maar ze hebben zes uur vertraging. Rond twee uur zie ik de boot binnenkomen, de zeilen zijn al gestreken. Nadat ze hun koffers gehaald hebben komen ze door de douane. Het weerzien is hartverwarmend, ze hebben mij ook gemist. Ik krijg felicitaties en cadeautjes. Ik zal ze thuis uitpakken, want op de kade is het erg koud.

Als we in de auto op weg naar Brabantstad zijn, vraag ik: ‘En, hoe was de bootreis, duurde lang zeker?’ Esmée antwoordt: ‘Ja, nogal. We hadden niet echt wind mee en ze mochten de motor maar af en toe gebruiken om op koers te blijven. En hoe is het met jou, papa, nog vijf jaartjes werken en dan mag je met pensioen, dat is toch wel fijn hè?’

‘Ja, ik heb er lang genoeg voor gewerkt. Maar ik zal er toch betaald werk bij moeten blijven doen, want alleen van mijn AOW en pensioen kan ik niet rondkomen.’ Dan kijk ik naar de achterbank:  ‘En Valerie, zit je nog op turnen?’ ‘Nee, daar ben ik vanaf. Ik zit nu op zeilles omdat mama zegt dat het altijd handig is om te kunnen zeilen, voor als je later wilt gaan reizen.’ ‘Ja, daar heeft mama gelijk in, wind is tegenwoordig het enige dat nog betaalbaar is.’ Ik zie op mijn meter dat ik zo meteen mijn auto moet opladen. Hopelijk is er geen wachtrij voor het oplaadstation. Tegenwoordig is ook de elektriciteit schaars.

‘En, je zit nu al op de middelbare school. Gaat het goed?’ ‘Ja, gaat wel. Maar ik mis mijn vriendinnen, die zijn naar een andere school gegaan.’ En ik hoorde van je mama dat je al je eerste spreekbeurt hebt gehouden. Waar ging het over?’ Over de planeet aarde en klimaatveranderingen door de mens.’ ‘En, ging het goed?’ ‘Jawel, de spreekbeurt ging goed. Maar na afloop bleef ik wel met een aantal vragen zitten waar de juffrouw geen antwoord op wist. En mama wist ook niet meer precies wat er is gebeurd aan het begin van deze eeuw omdat ze toen nog heel klein was. Toen ben ik er nog meer over gaan lezen, maar ik begrijp een aantal dingen niet.’ ‘Wat begrijp je dan niet?’ ‘Ja, dat is een beetje moeilijk, opa. Ik weet niet goed hoe ik het anders kan uitdrukken, dus zeg ik het maar direct: waren jullie toen gek in die tijd? Waren jullie toen blind of zo?’

Ik schrik van haar felle reactie, maar Valerie ziet mijn gezicht niet en praat gewoon door: ‘Ja, sorry dat ik het zo hard zeg, opa, maar meer kan ik er niet van maken na wat ik erover gelezen heb in ons geschiedenisboek. Jullie zagen toch aan het begin van deze eeuw dat de ijskappen aan het smelten waren. Jullie zagen toch dat de gletsjers verdwenen. Jullie zagen toch dat er meer overstromingen waren en dat de gemiddelde temperatuur snel omhoog ging. Dat kon je toch met je eigen ogen zien. Daar had je toch geen wetenschappelijk onderzoek voor nodig!’

Ik slik een keer en kijk bedroefd, want ik weet dat ze gelijk heeft. Ik en mijn generatie waren toen veel te laf om op te staan en tegen de overheid te zeggen dat het genoeg was geweest. We waren een verwende generatie die bezig was met produceren en consumeren. Die alleen naar de overheid liep, om onze handen op te houden voor zorg, onderwijs, veiligheid en inkomen. We vertrouwden steeds op de overheid; die moest maar maatregelen nemen. Maar we vergaten dat we zelf de overheid waren en dat we zelf dus degenen waren, waar we op zouden moeten vertrouwen. En nu is het te laat. Valerie praat gewoon verder: Waarom hebben jullie toen niets gedaan, opa? Waarom hebben jullie toen alle olie opgemaakt? Wie zegt dat die van jullie was? En waarom hebben jullie er niet op tijd voor gezorgd dat er voldoende alternatieven voor olie waren? Je bent nota bene ingenieur, opa. Waarom heb je toen niets gedaan?’ Ik schrik van haar aanval. Ik schaam me diep dat we toen niets aan de echte problemen hebben gedaan, want we wisten dat die zouden komen. We waren bezig banken en grote bedrijven overeind te houden terwijl we ons hadden moeten richten op het milieu. Ik probeer me te verdedigen, maar het voelt niet goed.

Ja, ik weet niet, waarom we toen niets gedaan hebben. Niemand deed iets. Landen gaven elkaar de schuld en niemand wilde echt investeren in het milieu. Niemand wilde keuzes maken voor de toekomst van onze kinderen. Ik kan me nog een milieutop in Kopenhagen herinneren, aan het begin van deze eeuw. Dat was het zoveelste fiasco. We hadden in die tijd te maken met landen en bedrijven die met elkaar concurreerden om schaarse grondstoffen. De macht van de sterkste gold, net als in het dierenrijk, terwijl wij mensen toch beter hadden moeten weten. We hadden veel beter ons bewustzijn, onze verbeeldingskracht moeten gebruiken om onze toekomst te zien. Maar nee, we waren alleen maar druk bezig om dom werk te doen, wat de computer ook kon doen. Manager spelen dat vonden we belangrijk, het liefst aan de top.’

Ik kijk in de achteruitkijkspiegel. Valerie luistert aandachtig. Ik vertel verder: ‘Het spijt me dat ik toen niets gedaan heb. We waren fout in die tijd; ik weet het. Het is een zwarte bladzijde in onze geschiedenis.’

‘Mama zei dat je toen een eigen bedrijf had. Waarom heb je toen niets ondernomen?’ ‘Ik weet het niet meer zo goed; maar ik had inderdaad een eigen bedrijf, maar daar zaten aandeelhouders in die niet wilden innoveren. Die wilden niet veranderen. Ze wilden alleen maar meer geld verdienen. Ik kan me nog herinneren dat iedereen bleef zitten waar hij zat. Iedereen zat in zijn eigen comfortzone en dacht alleen aan zichzelf. We dachten niet aan jullie wereld en hoe jullie het zouden hebben. We waren in die tijd erg egoïstisch en materialistisch. We hebben grondstoffen opgemaakt die niet van ons waren.’ Dan is het even stil in de auto. Esmée heeft het allemaal aangehoord en mengt zich nu ook in het gesprek tussen Valerie en mij.

Toen ik geboren werd, werd ik geboren met een staatsschuld van € 160.000,- die ik moest aflossen. Ik weet dat het niet leuk is om dit op je verjaardag te horen, papa, maar het is wel zo dat wij nu terug moeten betalen wat jullie generatie heeft uitgegeven. We zijn nog steeds jullie staatsschuld aan het aflossen. De helft van het belastinggeld gaat nu op aan renteverplichtingen. De overheid heeft geen geld meer voor zorg, veiligheid en onderwijs, dat moeten we nu weer zelf doen. We hadden de mensen toen veel productiever moeten maken, zodat we meer zorg- en onderwijstaken zelf hadden kunnen doen.’

Ik zucht een keer diep en zeg dan: ‘Ik weet het, ik weet het, we hebben vreselijke dingen gedaan. Net als de slavernij is dit een zwarte bladzijde in onze geschiedenis. Een paar eeuwen geleden dacht men ook dat door het opheffen van de slavernij de arbeidskosten enorm zouden stijgen. Maar het omgekeerde gebeurde. Toen de slavernij werd afgeschaft, werden mensen creatief en innovatief en gingen machines onze arbeid vervangen. Zo hadden ze ook al lang geleden de brandstof en voedselprijzen veel hoger moeten maken. Dan was er ten minste een noodzaak om te innoveren en slimmer samen te werken. We hadden de technologie om slim samen te werken maar we dachten alleen aan ons eigen korte termijn belang. Het punt is: we leren niet van ons verleden. We hebben veel dingen nagelaten. Als ik het allemaal nog eens over kon doen, met de wetenschap die ik nu heb, dan zou ik het dertig jaar geleden helemaal anders gedaan hebben … ‘

Naast ons claxonneert een auto. Dan schrik ik wakker uit mijn droom.”

Wat moet ik hier verder nog aan toevoegen ……????

Retweet dit document, stuur het door naar je familie, naar je vrienden, naar je zakenrelaties en naar je politieke partij, want ik wil mijn kleinkinderen over 30 jaar nog recht in de ogen kunnen kijken. Jij toch ook ?

[1]Belasting op aan de aarde Onttrokken Waarde

Belasting onttrokken waarde

Al aan het eind van de 19e eeuw werd door de Nederlandse Georgisten al gepleit voor grondrecht innen als oplossing van de sociale kwestie; komen tot een rechtvaardige inkomensverdeling en een beter functioneren van de economie.

door Wim Sweers

Na het verschijnen van “Grenzen aan de groei” van de Club van Rome in 1972 en in 1973 van “Voedsel in Nederland, Gezondheid bedrog en vergif van Lucas Reijnders, Rob Sijmons e.a. was ook voor Nederland er de ecologische kwestie. Milieuorganisaties ontstonden en voerden acties tegen de vervuiling van de omgeving en pleitten voor het verbieden van en het onaantrekkelijk maken van vervuilende en milieu onvriendelijke productie.

Ondertussen verscheen in 1983 van Wijvekate en Wijvekate “ALLE HENS AAN DEK, een Nieuw Sociaal-Fiscaal Systeem, zonder belasting op inkomen en bezit, zonder sociale premies, met een basisinkomen voor iedereen”. Milieu organisatie Aktie Strohalm stelde de invoering van ecotax voor evenals in Duitsland het Heidelberger Umwelt und Prognose Instituut dit deed.

Begin jaren 90 belegde Strohalm een brede conferentie over het eco-tax voorstel. Als spreker trad op mw. Dr. Margrit Kennedy van het Permaculture Instituut in Streyerberg Duitsland. Hoewel MK tijdens haar pleidooi voor eco-tax veel kritiek uitte op het bestaande belastingsysteem, werd nog geen link gelegd met grondrechtinnen , het alternatief van de Nederlandse Georgisten voor het bestaande fiscale systeem.

Voor mij als Georgist en kennis hebbende van “ALLE HENS AAN DEK” reden om richting MK op te merken:”Eco-tax heft zichzelf op,het heeft geen effect. Als eco-tax werkt en de milieuonvriendelijke producten verdwijnen,verdwijnt ook de tax,verdwijnen ook de middelen die ons milieu moeten herstellen. Dat is één kant van de zaak. Als we eco-tax gaan heffen op milieuonvriendelijke producten en zij worden niet meer gemaakt, dan wijkt de producent uit naar andere milieuonvriendelijke producten. Dan moet je je eco-tax iedere week bijstellen en verhuizen naar andere artikelen.

Mijn oplossing is: ga eco-tax heffen op een product dat niet te vervangen is. Het belangrijkste van ons ecosysteem dat we hebben is grond en ruimte. Ga grondwaarde en ruimtewaarde belasten, een geweldige heffingsbron voor de overheid, die kun je niet ontduiken of vervangen, die is eeuwig en blijft alsmaar groeien.”

Antwoord mevrouw Kennedy: “Ik denk dat u gelijk hebt, het is een erg goed idee om een ander grondbezitpatroon te maken, gebaseerd op het belasten van land. Ik ga daar nu niet verder op in. Het eerste punt van uw opmerking, als eco-tax succes heeft,heft ze zichzelf op, is waar. Daarom zei ik ook dat het belangrijk is naar belasting in zijn geheel te kijken en een balans te creëren zodat regeringen kunnen bestaan op een eenvoudiger manier met minder bureaucratie, minder overdaad en een meer aansporend systeem enzovoort. En dit alles wordt tot op zekere hoogte bereikt als je productbelasting invoert in plaats van inkomsten belasting.

Deze productbelasting moet alle kosten van het product in zich hebben, vanaf het begin, de grondstoffen die voor het product gebruikt zijn, tot aan het einde, waar het weggegooid wordt. Als je deze ‘holistische’ prijs aan het product verbindt en de inkomstenbelasting opheft, dan zullen zich intelligent gedragende mensen minder belasting betalen dan zich onintelligent gedragende mensen die de grondstoffen opgebruiken.(…) Als we een productbelasting van 50% hadden en we zouden alle niet economische handelingen van ons bureaucratisch staatssysteem uitbannen, dan zou de regering voor een lange tijd kunnen bestaan van deze belasting.

Drie jaar later brachten 4 economen i.o.v. het ministerie van VROM belastingadvies uit t.w. Eckart Wintzen (bedrijfsleven) die als eerste de term BOW gebruikte, Willem Hoogendijk (milieubeweging), Hans Opschoor en Jan Pen (wetenschap); een economische ombuiging waarbij zowel milieu als werkgelegenheid kunnen winnen.

Belastingen niet meer doelmatig

Het heeft er alle schijn van dat ons belastingsysteem niet meer geschikt is om in de toegenomen complexe samenleving voldoende doelmatig te functioneren. De belastingen zijn bedoeld om de overheid de middelen te verschaffen om te zorgen voor een geordende samenleving.

In een democratische samenleving betekent dit waken over de scheiding der machten, de Trias Politica:Wetgevende , Uitvoerende en Rechterlijke macht .

In onze ‘moderne’ samenleving overheerst de uitvoerende macht bij de overheid annex uitgebreide bureaucratie welke laatste met regeltjes en voorschriften de andere machten beïnvloedt en aanstuurt. Wetgevende en Rechterlijke macht reageren hierop weer met wetten en regels en aldus ontstaat een onontwarbare kluwen waarvan de machten niet meer zijn te onderscheiden.

De overheid die door de bomen het bos niet meer ziet wil verlost worden van een deel van haar uitvoerende macht en die overdragen(privatiseren) aan private instellingen en ondernemingen, voorbijgaand aan het feit dat in een neoliberale economische orde alle activiteiten van bedrijven en instellingen gericht zijn op het behalen van financieel profijt.

Bepaalde delen van de overheidstaak mogen niet aan derden worden opgedragen. Dat zijn zorgtaken, zorg voor mensen in kwetsbare situaties, zwakte, armoede, ziekte en tegenslagen.

De overheid mag het regelen en uitvoeren van basisvoorzieningen die de hele gemeenschap aangaan nimmer overlaten aan exploiterende bedrijven en instellingen

De overheid heeft de plicht om voldoende belasting te innen om in basisvoorzieningen te voorzien, zoals daar zijn onderwijs, zorg en bijstand, basisinkomen voor iedereen.

Vervolgens mag zij met subsidies of regelingen bepaalde ontwikkelingen op economisch, sociaal of cultureel terrein remmen of stimuleren.

Economie Stabiliserende Belasting

BOW, ook wel ESB is een belasting op ecologische grondslag en heeft al een heel lange geschiedenis en begint al in het midden van de negentiende eeuw toen Henry George (1839 – 1897) zijn Single Tax met veel bijval verdedigde. Hij wilde slechts één belasting ingevoerd zien. Slechts één belasting op het gebruik van grond en grondstoffen. Grond definieerde hij als alle productieve natuurkracht. George wilde met zijn ‘ecologische’ belasting de pacht van het grond en wateroppervlak geleidelijk aan wegbelasten tot uiteindelijk 100%. Deze door George voorgestelde belasting heeft naar tijd en plaats vele gezichten gekregen. Door de Nederlandse Georgisten Grondrechtinning genoemd.

Door de milieu actiegroep Aktie Strohalm tijdens haar acties voor een gezonder milieu en rechtvaardiger samenleving “Ecotax Plus” genoemd. Hoe goed ook voor economie en samenleving een ecologische belasting ook moge uitpakken; machtige kapitalistische en conservatieve krachten hebben tot op heden invoering van een echt ecologisch iedereen dienend belasting systeem weten te verhinderen.

Nu toch geleidelijk aan doordringt dat we met de huidige bedrijvigheid ons hele bestaan ondergraven en dringend toe zijn aan een heroriëntatie van ons zgn. ‘economisch’(= doelmatig) handelen. Met betrekking tot de authentiek menselijke behoeften van eten, drinken en gelukkig zijn we niet erg doelmatig bezig. Om mede de omslag van slecht naar beter te maken ontwierp Grondvest de “Belasting Ontrokken Waarde” Een tegenhanger van de weinig ‘gewaardeerde’ Belasting Toegevoegde Waarde en de directe belastingen op loon en inkomen.

Nu de echter de zin en onzin van de ‘economische’ groei ter discussie staat en stabilisering van de bedrijvigheid en aanpassing aan de reële behoeften van mensen in dorp, stad of land bestaat sinds kort ESB als nieuwe naam voor Belasting Onttrokken Waarde.

Hoe realiseer je BOW (ESB) en hoe bepaal je wat de onttrokken waarde is?

Hoe en waar wordt die onttrokken? Ook buiten de territoriale grenzen?

En hoe kun je enigszins voorzien wat de opbrengst zal worden?

Zijn bedrijven die waarden van gezondheid en leefbaarheid aan het eigen land (=rechtsgebied) onttrekken in het nadeel ten opzichte van hen die waarden onttrekken buiten de landsgrenzen?

Onttrokken waarde (productieve natuurkracht) en toegevoegde waarde (menselijke arbeid) tellen we bij elkaar op en noemen dat Bruto Nationaal Product. Alle toegevoegde waarden opgeteld is het Netto Nationaal Product wat gelijk is aan het Nationaal Inkomen.

De input van de bedrijvigheid, alle aangekochte grondstoffen, halffabrikaten, brandstoffen, goederen en diensten, die tijdens het belastingjaar worden verbruikt, het zogenaamde intermediair verbruik vormt samen met het verlies aan ruimte, schone lucht, schoon water en schone bodem de Onttrokken waarde. Het intermediair verbruik is er alleen om de productie en het productieproces zelf in stand te houden.

Het intermediair verbruik, dat onderdeel is van het Bruto Nationaal Product dat jaarlijks wordt vastgesteld, is redelijk voorspelbaar. En de ingevoerde goederen van buiten de landsgrenzen zijn inbegrepen.

Zo kon met redelijke zekerheid worden vastgesteld dat in het jaar 2003 zonder economische groei het intermediair verbruik van de Nederlandse economie ongeveer 407 miljard euro zal bedragen De onttrokken natuurwaarden, ruimte, water en lucht die de producent niet behoeft in te kopen omdat er geen aanwijsbare eigenaar/verkoper te vinden is zijn moeilijk in te schatten en nog moeilijker te voorspellen.

Onrechtvaardige milieuheffingen

De vaste milieuheffingen bij de consument zonder aanwijsbaar of verwijtbaar milieuverbruik zijn niet rechtvaardig en zijn niet bevorderlijk voor een beter milieugebruik. De consument kan aan het eind van de pijplijn weinig tot geen invloed uitoefenen op het onzinnige milieuverbruik aan het begin van het productieproces. Daarom dienen milieuheffingen te geschieden bij de bron van het milieuverbruik, bij de aanvang van het productieproces.

Alle milieuheffingen dienen over te gaan naar het begin van het productieproces. Dit is duidelijk voor de producent die aangeslagen dient te worden naar het daadwerkelijke milieuverbruik en het is rechtvaardig voor de consument.

Deze milieuheffing komt natuurlijk terecht in de prijs van het eindproduct dat de consument koopt.

De milieuheffing is zo automatisch overbodig en die behoeft dan ook niet meer apart geïnd te worden wat weer minder bureaucratie betekent Hoewel de ESB efficiënter en milieuvriendelijker produceren stimuleert en ook mogelijk maakt is zij geen vervanger van de milieuwetgeving. De milieuwetgeving dient juist verder te worden aangescherpt om ongewenste lozingen in water en lucht tegen te gaan. Door het plaatsen van gevoelige apparatuur aan snuffelpalen en bij lozingspunten via schoorsteen en riool is betaalbare controle mogelijk. En bij overtredingen wel of niet opzettelijk van in vergunning gestelde regels en voorschriften hoge boetes opleggen, mogelijke bedrijfssluiting en strafvervolging van de verantwoordelijken.

Betere verdeling: Meer welvaart

De consument die weinig te besteden heeft, betaalt dan ook weinig milieuheffing. Terwijl de consument die veel te besteden heeft ook veel milieuheffing betaalt. Bovendien zal de zuinige consument de dure producten waar veel milieukosten en inputbelastingen(ESB heffingen ) op zitten proberen te vermijden.

Dienen heffingen op het intermediair verbruik vooreerst het doelmatig belasting innen voor de overheid en dient milieuheffing de leefbaarheid en de gezondheid, samen dienen zij een rechtvaardige en duurzame economie in een samenleving, waarin voor iedereen plaats is, overeenkomstig de universele verklaring van de rechten van de mens. (dus ook voor de mensen van de toekomst).

Lijkt invoering van de ESB (BOW) op wereldschaal met daaraan gekoppeld een basisinkomen voor iedereen thans nog utopie, invoering in Nederland is al lang geen utopie meer maar bittere noodzaak om Nederland leefbaar te houden.

Bovendien zal ons steeds schaarser wordende natuurlijk kapitaal wat worden ontzien ten behoeve van generaties die na ons komen. Ook zij hebben natuurlijk kapitaal nodig om te produceren voor de dan opgroeiende kinderen en voor de verzorging van de dan aanwezige zieken, behoeftigen en bejaarden.

De huidige staatsschuldfobie moet snel worden uitgebannen. De schuld van de staat is vordering van de burger. Bovendien kon de huidige staatsschuldrente volgens begroting 2005 uit eigen overheidsinkomsten retributies en dergelijke worden betaald.

Bovendien kun je met financiële reserveringen nu in de toekomst geen kinderen voeden en opvoeden en geen bejaarden verzorgen.

ESB en de startende ondernemer

De ESB of BOW is pas dan echt ecologisch, echt rechtvaardig, echt economie stabiliserend, welvaart en welzijn bevorderend als met invoering gelijktijdig een onvoorwaardelijke inkomensvoorziening op leefbaar niveau wordt ingevoerd. Iedere burger die nadat hij/zij het verplichte onderwijs heeft gevolgd, heeft met de zekerheid van een basis inkomensvoorziening de vrijheid om te kiezen voor verder studeren, in loondienst te gaan werken in het vak en het bedrijf van zijn keuze of te starten met een eigen onderneming.

Is de te starten onderneming erg kapitaalintensief dan zal de betreffende starter met een goed plan een beroep op de kapitaalmarkt moeten doen. Of beter nog zijn bedrijf starten zonder dure leningen via het Monrobey CMN systeem.

Lukt dit niet en is de geplande onderneming van enig aan te tonen maatschappelijk belang dan moet een beroep op de overheid mogelijk zijn.

Bijvoorbeeld financiering met een staatsgarantiekrediet immers de staat krijgt haar eigen geld zo weer terug in de vorm van ESB.

Helemaal nieuw is de ESB niet, want er zijn een aantal plekken op de wereld waar varianten van dit belasting systeem annex inkomensvoorziening functioneren, sommigen wat korter, anderen al heel lang, plaatselijk in de Verenigde Staten, in Scandinavië, in Finland, in India, Taiwan, Hongkong Alaska en daar werkt het welvaartverhogend en remt het de diepe golfbeweging in de economie die elders veel menselijk leed en armoede veroorzaakt.

De ESB is niet alleen economie stabiliserend maar ook economie stimulerend; zij remt de ondoelmatige verkwistende overproductie voor de wereldmarkt, de zo genoemde aanbodeconomie terwijl de ESB doelmatige bedrijvigheid op lokaal en regionaal niveau bevordert. Consument en producent ontmoeten elkaar op lokaal niveau en kennen elkaars behoeften en…kwaliteiten waardoor het voor startende ondernemers met kwaliteit het mogelijk wordt kleinschalig te starten met weinig of geen vreemd kapitaal. Zo ontstaat een vraageconomie met een balans van vraag en aanbod.

Wanneer de nood het hoogst is, is de redding het meest nabij.

Klaagde de Georgist Kolthek in 1938 over het feit dat politieke en sociale hervormers in zijn tijd niet in staat of bereid waren om de neoliberale economische orde aan te pakken, waardoor er niet een meer rechtvaardige verdeling van de maatschappelijke rijkdom kon ontstaan. Kolthek constateert dat in de halve eeuw die hij in 1938 overzag de technische ontwikkeling een vergroting van het productievermogen heeft gebracht die aan het wonderbaarlijke grenst.

Maar dat in dezelfde tijd de armoede zich heeft uitgebreid, misdadigheid en zedeloosheid zijn toegenomen en de kloof tussen armoede en rijkdom dieper en breder is geworden. Was ten tijde van Kolthek alleen nog maar sprake van sociaal economische armoede, de kloof tussen arm en rijk, is nu 60 jaar na Kolthek anno 2006 vele malen dieper en breder geworden. Nu heeft het toegenomen productievermogen (‘economische groei’) geleid tot ecologische armoede die de hele mensheid bedreigt. De samenleving verkeert in nood. Revoluties en geweldsuitbarstingen op grote schaal staan voor de deur. Of is er nog redding mogelijk?

De tijd is rijp: Wanneer de nood het hoogst is is de redding het meest nabij. 2 Sept. jl komt de NRC uit met een special (maandelijkse bijlage)getiteld: “Waar moet het heen met Nederland?” . 7 hoogleraren waaronder sociologen en……economen adviseren Balkenende. Het meest steekhoudende artikel is nota bene van een econoom, Willem Buiter: “Aan de beschermende taak van de staat mag nooit geknabbeld worden.” In een twee volle pagina’s lang artikel wordt ingegaan op staatstaken, ‘nationale trots’ mythes, processen rond vrijhandel en dienstensector, over privatisering en over noodzakelijk ingrijpende hervormingen van ons belastingstelsel. Hiervan zegt hij:

“Het grootste probleem in Nederland is dat hier te veel het idee leeft dat we “geen grote keuzes zouden kunnen maken. De overheersende gedachte dat “we maar een klein landje zijn en dat alles elders wordt beslist. Flauwe kul! “Economisch gezien hebben we onze welvaart zelf in handen. Alleen moeten “we radicale veranderingen durven doorvoeren.

“Neem nou de huidige fiscale herzieningsplannen. Die zijn slechts gerommel “in de marge. Veel beter zou het zijn om het stelsel radicaal op de schop te “nemen. Een gegarandeerd bestaansminimum voor iedereen en solidariteit “tussen generaties moet daarbij de leidraad zijn. De staat zou voor iedereen “zo’n bestaansminimum moeten garanderen, betaald uit de belastingmiddelen. “In dit basisinkomen moeten alle sociale verzekeringen opgaan, inclusief de “AOW ( het basispensioen voor mensen van 65 jaar en ouder). De WW “(werkloosheidsuitkering) kan dan worden afgeschaft, Het is absurd om “werkloosheid te subsidiëren. Inkomenszekerheid moet los komen te staan van “de vraag of je kan werken.

“Uiteraard moet er wel een financiële prikkel zijn om aan het arbeidsproces deel te nemen. Twee soorten belastingen blijven over voor de centrale overheid: de BTW en een inkomstenbelasting, waarbij alle inkomsten uit kapitaal op dezelfde manier worden belast. Ik zou daar het liefst een ‘vlaktaks’ van willen maken, een belastingsysteem waarbij het inkomen boven een bepaald niveau, bijvoorbeeld het bestaansminimum, procentueel gelijkelijk belast wordt.

Alle aftrekposten worden afgeschaft, ook grapjes als de hypotheekrenteaftrek. Het scheelt duizenden ambtenaren, belasting consulenten en “boekhouders die nu sociaal onproductieve arbeid verrichten en nuttiger werk “kunnen gaan doen. Op lokaal gebied moet onroerend goedbelasting worden omgezet in een grondbelasting. Het werkt namelijk economisch verstorend om kapitaal zoals huizen te belasten. Een heffing op moeder aarde is efficiënter en eerlijker. Lokale overheden moeten zelf verantwoordelijk zijn voor het verdelen van de belastingen, of het nou om een het zwembad, de vuilnisophaal of de plaatselijke politie gaat.

De nationale overheid stelt minimumnormen vast en springt slechts bij als het nodig is. Ze hanteert daarbij een beoordelingssleutel met criteria zoals arme regio’s, leeftijdsopbouw of criminaliteitcijfers. Daarmee wordt voorkomen dat “gebieden die het echt nodig hebben niet te weinig geld beschikbaar hebben voor de voorzieningen”

Info: Willem Buiter is voorzitter van de Raad van Economisch Adviseurs (REA, het onafhankelijk adviesorgaan van de Tweede Kamer voor financieel-economisch beleid) en hoogleraar aan de London School of Economics. (2006)

Berekening Basisinkomen en Belasting Onttrokken Waarde 2007

Leeftijdsgroep aantal bedrag euro per maand totaal groep x 1000 euro

Leeftijdsgroep aantal bedrag euro per maand totaal groep x 1000 euro
 0 – 4 988152 225 230175
 5 – 9 998577 300 295500
10 -14 997855 400 401200
15 -19 991042 550 527450
20 -24 964744 700 6321000
25 +  11401840 800 5869500
————- ————-
16342210 10644586   X 12 =

Totaal kosten basisinkomen per jaar in Nederland 127.7 miljard

40% BOW (ESB) van 520 miljard intermediair verbruik = 208 miljard

Ter beschikking van overheid voor besturende arbeid 208-127.7=81.3 miljard

Bronnen:

Ook leuk:

Eeuwen geschiedenis van het Basisinkomen

Het idee van een onvoorwaardelijk basisinkomen heeft drie historische wortels. Het idee van een minimuminkomen verscheen voor het eerst in het begin van de 16e eeuw. Het idee van een onvoorwaardelijke eenmalige subsidie ​​verscheen voor het eerst aan het eind van de 18e eeuw. En de twee werden gecombineerd voor het eerst het idee van een onvoorwaardelijk basisinkomen in de buurt van het midden van de 19e eeuw te vormen.


zie http://basicincome.org/bien/aboutbasicincome.html

Minimum inkomen: de humanisten More (1516) en Vives (1526)

van Raphael remedie voor diefstal – Het idee van een minimuminkomen door de overheid gegarandeerd aan alle leden van een bepaalde gemeenschap is veel ouder dan de meer specifieke en radicale idee van een onvoorwaardelijk basisinkomen. Met de komst van de Renaissance, de taak van het verzorgen van het welzijn van de arme mensen niet langer worden beschouwd als het exclusieve domein van de Kerk en van de charitatieve individuen. Sommige van de zogenaamde humanisten begon te spelen met het idee van een minimum inkomen in de vorm van overheidssteun. In Thomas More’s (1478-1535) Utopia , gepubliceerd in Leuven in 1516, de Portugese reiziger Raphael Nonsenso, wandelen op het centrale plein van de stad Antwerpen, vertelt een gesprek dat hij zegt dat hij met John Morton, de aartsbisschop van Canterbury had. Een dergelijke regeling, zo betoogde hij, zou een meer doordachte wijze van vechten diefstal dan veroordelen dieven aan de dood, die de onaangename bijwerking van het verhogen van het aantal moorden gehad.

vivesEen pragmatische theologische pleidooi voor overheidssteun – Het is, echter, Thomas More’s goede vriend en collega-humanist, Johannes Ludovicus Vives (1492-1540), die als het ware de vader van het idee van een sociaal minimum moet worden beschouwd, als hij was de eerste uit te werken een gedetailleerde planning en een uitgebreid betoog kunnen ontwikkelen voor het, zowel op basis van theologische en pragmatische overwegingen. Juan Luis Vives werd geboren in Valencia in een familie van bekeerde Joden. Hij verliet Spanje in 1509 te ontsnappen aan de Inquisitie, studeerde aan de Sorbonne, maar kreeg al snel beu door de conservatieve scholastieke filosofie die heerste in Parijs op het moment en verhuisde naar Brugge in 1512, en in 1517 naar Leuven, een van de belangrijkste centra van de humanistische beweging, waar hij werd benoemd tot hoogleraar in 1520 Hij leerde meer kort bij Corpus Christi College, Oxford, maar bracht het grootste deel van zijn volwassen leven in de stad Brugge, waar zijn standbeeld nog te zien is aan de oever van een van de belangrijkste grachten. In gericht een gedenkschrift aan de burgemeester van Brugge in 1526 onder de titel De Subventione Pauperum (Op ​​de Hulp aan de armen), stelde hij voor dat de gemeentelijke overheid moet worden gegeven onder de verantwoordelijkheid van het beveiligen van een bestaansminimum aan al haar inwoners, niet op grond van rechtvaardigheid, maar in het belang van een meer doeltreffende uitoefening van moreel verplicht liefdadigheid. De regeling bijstand zal nauw worden gericht aan de armen. Inderdaad het is vanwege hun vermogen om deze efficiënter dat ambtenaren die belast zijn met de armenzorg moeten worden gezet richten. Om recht te hebben de laatste, moet de armoede van een arme persoon niet onverdiend zijn, maar hij moet de hulp die hij krijgt door te bewijzen zijn bereidheid om te werken verdienen.

concorcetBasic schenking: de republikeinen Condorcet (1794) en Paine (1796)

Condorcet op de sociale verzekering – Tegen het einde van de 18e eeuw, een ander idee ontstond dat was om een nog grotere rol spelen in het verminderen van de armoede in heel Europa spelen . De eerste bekende persoon te hebben geschetst van het idee is de eerste klas wiskundige en politiek activist, Antoine Caritat, Markies de Condorcet (1743-1794). Na een prominente rol in de Franse Revolutie te hebben gespeeld, zowel als journalist en als lid van de Conventie, werd Condorcet gevangen genomen en ter dood veroordeeld. In de gevangenis schreef hij zijn meest systematische werk, de Esquisse d’un tableau historique des progrès de l’esprit humain (postuum gepubliceerd door zijn weduwe in 1795), waarvan het laatste hoofdstuk bevat een korte schets van wat een sociale verzekering eruit zou kunnen zien en hoe het zou de ongelijkheid, onzekerheid en armoede te verminderen.

1776

thomasjeffersonThomas Jefferson

In 1776 stelde Thomas Jefferson, toentertijd werkzaam als afgevaardigde bij de wetgevende macht in Virginia, voor om 50 hectare grond uit publiek bezit aan ieder bezitloos individu te geven, dat bereid was om deze te bebouwen. Het was het eerste homestead1 programma, dat later door andere landen gekopieerd werd en waarschijnlijk het eerste overheidsprogramma dat inkomsten voor armen veilig probeerde te stellen.

1795

paineThomas Paine

Thomas Paine is vooral bekend door Common Sense [Gezond Verstand], het pamflet dat hij in 1776 publiceerde en waarin hij pleit voor onafhankelijkheid van Engeland. In 1795 publiceerde hij Agrarian Justice [Agrarische Rechtvaardigheid]. De titelpagina van de eerste editie vatte zijn voorstel samen:

Agrarische rechtvaardigheid in tegenstelling tot agrarische wetgeving en agrarische monopolies. Het is een plan om de levensomstandigheden van mensen te verbeteren door in iedere natie een nationaal fonds te stichten dat aan ieder mens vanaf de leeftijd van eenentwintig jaar de som van 15 £ sterling zal uitbetalen, om hem of haar in staat te stellen een start te maken in de wereld! Daarnaast 10 £ sterling per jaar voor iedereen vanaf de leeftijd van vijftig jaar voor de rest van het leven en aan alle anderen wanneer zij die leeftijd bereiken, zodat zij op oudere leeftijd niet in de ellende zitten en zij deze wereld waardig kunnen verlaten.

De betalingen waren bestemd voor iedereen, rijk of arm, gezond of gehandicapt. Het is “een recht en geen liefdadigheid waar ik voor pleit”.

Hij wilde fondsen ophalen door middel van een “grondbelasting” betaald door eigenaren van onroerend goed. Dit is rechtvaardig en fatsoenlijk, betoogde hij, want de aarde is “gemeenschappelijk bezit van de mensheid” en iedereen verdient een deel. Agrarische rechtvaardigheid zou dat aandeel leveren in de vorm van contant geld voor mensen die geen land hadden.

1862

lincolnAbraham Lincoln

Abraham Lincoln pleitte voor een National Homestead Act [Nationale Homestead Wet]. De federale overheid stelde die in 1862 in werking. De wet kende 160 hectare openbare grond toe aan elk familiehoofd dat ouder was dan 21 jaar die erin toestemde om op het land te gaan wonen en het voor vijf jaar te cultiveren. Onder deze wet werden bijna 720.000 hofsteden gesticht. In sommige staten bleven de boerderijen bestaan tot in de vroege jaren van de 20ste eeuw.

1880

henrygeorgeHenry George

Henry George publiceerde Progress and Poverty [Vooruitgang en Armoede] in 1879. In de daarop volgende twee decennia werden meer dan twee miljoen exemplaren van het boek verkocht. Hij wilde alle belastingen op inkomen of productie afschaffen, omdat deze belastingen arbeid ontmoedigen en ze vervangen door één enkel tarief op land. “Er is een fundamenteel en onoverbrugbaar verschil tussen eigendom van dingen, die het product zijn van arbeid en eigendom van land.” Hij hield vol dat het weghalen van belasting op arbeid een einde zou maken aan armoede. Hieronder staat een citaat uit Progress and Poverty dat Martin Luther King heeft gebruikt in Where Do We Go From Here: Chaos or Community?, zijn laatste boek waarin hij aandringt op een gegarandeerd inkomen:

Het is een feit dat werk, dat de omstandigheden van mensen verbetert, werk, waarbij kennis wordt vermeerderd, dat energieker maakt, de literatuur verrijkt en het denken verheft, dat wordt niet gedaan om een inkomen veilig te stellen … het is het werk van mannen die het doen uit eigen wil en niet om meer te kunnen eten of drinken, zich uit te dossen of te pronken. In een staat of samenleving waar gebrek wordt afgeschaft, zou dit soort werk enorm kunnen toenemen.

In The Land Question [De Land Kwestie], gepubliceerd in 1881, riep George op tot “grondwaardebelastingen” die hoog genoeg moesten zijn om onverdiende inkomsten en winsten uit speculatie in beslag te nemen en hij beweerde:

Er zou in een keer een groot overschot zijn bovenop wat nu beschouwd wordt als de legitieme uitgaven van de overheid. We kunnen dit, als we dat willen, verdelen onder de hele gemeenschap, eerlijk delen zonder onderscheid.

George werd in 1886 bijna verkozen tot burgemeester van New York City als onafhankelijk kandidaat. (De Republikein die als derde eindigde was Theodore Roosevelt.)

bellamyEdward Bellamy

In een roman verschenen in 1887, Looking Backward [Terugblikken], beschreef Edward Bellamy hoe mensen in het jaar 2000 zouden leven, als de maatschappij iedereen van voedsel, onderdak, onderwijs en gezondheidszorg kon voorzien. Hij voorzag een buitengewone toename van beleefdheid, vrijgevigheid en creativiteit. Van zijn boek, dat enorm invloedrijk was, werden miljoenen exemplaren verkocht. Mensen van over de hele Verenigde Staten vormden meer dan 160 “Bellamy clubs” om zijn ideeën te bespreken en te werken aan de realisatie ervan.

De Populistische en Progressieve Bewegingen

De ideeën van Henry George en Edward Bellamy leverden een belangrijke bijdrage aan de politieke onrust van het Populistische en Progressieve tijdperk en dus ook aan de vele politieke hervormingen die werden bereikt. Die hervormingen betroffen antitrust-wetten, wetten op het gebied van voedselbescherming, een stelsel van progressieve inkomstenbelastingen en de rechtstreekse verkiezing van senatoren.

1918

russelBertrand Russell

De Britse filosoof Bertrand Russell schreef:

een vast en zeker klein inkomen, voldoende voor noodzakelijke levensbehoeften, moet voor iedereen vanzelfsprekend zijn, of ze nu werken of niet. Een hoger inkomen … moet worden gegeven aan degenen die bereid zijn om bepaald werk te verrichten dat de gemeenschap nuttig vindt.

Dit is overgenomen uit Proposed Roads to Freedom: Socialism, Anarchism and Syndicalism [Wegen die naar Vrijheid leiden: Socialisme, Anarchisme en Syndicalisme].

De jaren 1930

Francis E. TownsendHet plan van Townsend en Sociale Zekerheid

Francis Townsend was in 1933 een 65-jarige huisarts toen hij op het dieptepunt van de Grote Depressie, een brief en een kort pamflet aan de redacteur van zijn lokale krant schreef. Hij stelde voor dat de overheid iedere maand aan iedereen van 60 jaar of ouder $ 200 zou betalen. (Gecorrigeerd voor inflatie, zou die $ 200 nu bijna gelijk zijn aan $ 3.000.) De “Old Age Revolving Pension” [Terugvloeiend Ouderdomspensioen] combineerde een ”ruimhartig financieel pensioen voor de ouderen met nationaal herstel en blijvende welvaart”. Herstel en welvaart moesten bereikt worden door de ontvangers te vragen om te stoppen met betaald werk en het hele bedrag iedere maand te besteden, waardoor arbeidsplaatsen voor jongere werknemers geschapen konden worden. Om het geld bijeen te brengen, stelde hij voor om 2 procent omzetbelasting te heffen op alle zakelijke transacties.

Ongeveer 2,2 miljoen mensen werden lid van Townsend Clubs. Die volksbeweging speelde een sleutelrol in de lobby voor sociale zekerheid. De Social Security Administration [Dienst voor de Sociale Zekerheid] waardeert die invloed: een kopie van Townsend’s pamflet is te lezen op de website van de regering [http://www.ssa.gov/history/towns5.html].

hueylongShare Our Wealth and Huey Long

Share Our Wealth [Onze Rijkdom Delen], begonnen in 1934, was een nationale beweging die voor elk gezin een gegarandeerd inkomen van 5.000 dollar per jaar vroeg. Er waren clubs in elke staat en in 1935 beweerde ze 7,7 miljoen leden te hebben. Huey Long, die de beweging oprichtte, stelde voor om het geld in te zamelen door middel van een aanzienlijke belasting op de zeer rijken. Toen hij zich in 1936 kandidaat stelde voor het presidentschap, waarbij hij het opnam tegen Franklin Roosevelt, werd hij in Louisiana vermoord door de zoon van een politieke rivaal.

DouglasC.H. Douglas en het Social credit movement

Social credit is een interdisciplinaire verdelingsfilosofie die is ontwikkeld door C. H. Douglas (1879–1952), een Brits ingenieur, die een boek schreef met de gelijknamige titel in 1924. Het betreft inhoud over economie, politieke wetenschap, geschiedenis, boekhouden en natuurkunde. Alles is ontworpen volgens Douglas…

“Systemen zijn gemaakt voor mensen, mensen niet voor systemen, het belang van mensen, dat zelf-ontwikkeling is, staat boven alle systemen, of ze nou theologisch, politiek of economisch zijn”

Douglas zei dat Social Crediters een nieuwe samenleving willen bouwen, die gebaseerd is op

“absolute economisch zekerheid” voor het individu, waarin “een ieder onder zijn wijnstok en  vijgenboom kan zitten zonder dat iemand hem bang maakt”

In zijn  woorden,

“wat we werkelijk vragen voor ons bestaan is niet dat we in iemands Utopia worden gezet, maar dat we allemaal ons eigen Utopia maken”

De jaren 1940

rooseveltFranklin Roosevelt

Franklin Roosevelt verklaarde in zijn jaarlijkse Toespraak tot het Congres op 11 januari 1944 en dezelfde avond in een huiselijk praatje naast de open haard voor het Amerikaanse volk, dat:

Wij tot de conclusie gekomen zijn dat echte individuele vrijheid niet kan bestaan zonder economische zekerheid en onafhankelijkheid. “Behoeftige mannen zijn geen vrije mannen.” Mensen die zonder baan zitten en honger hebben zijn de ingrediënten waarvan dictaturen zijn gemaakt.

In onze tijd aanvaarden we deze economische waarheden als feiten. We hebben, om het zo te zeggen, een tweede Bill of Rights aangenomen waarop een nieuwe basis van veiligheid en welvaart kan worden gebouwd voor iedereen – ongeacht positie, ras of geloof.

95d39/huch/1889/09F. A. Hayek

In zijn boek uit 1944, The Road to Serfdom [De Weg naar Slavernij], onderschreef F.A. Hayek het idee om mensen “de zekerheid van een minimuminkomen” te verschaffen. Hij schreef:

Er kan geen twijfel over bestaan dat een bepaald minimum aan voedsel, onderdak en kleding, voldoende om de gezondheid en het vermogen om te werken in stand te houden, beschikbaar moet zijn voor iedereen.

[Dit is] geen voorrecht maar een legitiem object van verlangen … [dat] kan worden verstrekt aan allen buiten het marktsysteem en als aanvulling op de markt.

Die veiligheid, meende hij, zou de vrijheid voor elk individu vergroten.

Tegelijkertijd en meer algemeen bekend, verzette hij zich tegen de meeste overheidsprogramma’s, omdat ze de markt verstoorden en daarbij vrijheid en veiligheid schaadden. Hij ontving de Nobelprijs voor Economie in 1974.

negincometaxNegatieve Inkomstenbelasting

Met een negatieve inkomstenbelasting zouden mensen, die minder dan een bepaald vast bedrag verdienden, geld ontvangen van de overheid in plaats van belasting te betalen. Dit werd als eerste door Juliet Rhys-Williams, een Britse ambtenaar en politiek activiste, geopperd. Een andere Britse ijveraar voor een gegarandeerd inkomen was op dat moment James Meade, die in 1977 de Nobelprijs voor de Economische Wetenschappen ontving. Amerikaanse economen die zich in de veertiger jaren van de twintigste eeuw bij dit idee aansloten waren onder andere Abba Lerner en George Stigler, die in 1982 de Nobelprijs voor Economie won.

declarationofhumanrightsDe Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) werd op 10 december 1948 aangenomen door de Verenigde Naties. Verscheidene artikelen lijken het recht op een basisinkomen in te houden. De UVRM wordt alom gerespecteerd en over de hele wereld geciteerd, hoewel ze in de Verenigde Staten niet zo goed bekend is.

Artikel 3.

Iedereen heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.

Artikel 25.

Een ieder heeft recht op een levensstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder begrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorzieningen in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, weduwschap, ouderdom of een ander tekort aan bestaansmiddelen door omstandigheden die hij niet naar zijn hand kan zetten.

PeterDruckerPeter Drucker

Peter Drucker stelde in The New Society [De Nieuwe Samenleving], dat in 1949 gepubliceerd en in 1962 en 1993 heruitgegeven werd, een “predictable income plan” [een plan om inkomens voorspelbaarder te maken] voor. Een voorspelbaar inkomen zou “de onzekerheid wegnemen, de dreiging voor het onbekende en de intense gevoelens van onveiligheid op grond waarvan werknemers vandaag de dag leven”. Het gegarandeerde inkomen dat hij voor ogen had was minimaal en varieerde afhankelijk van veranderingen in de economie. Hij verwierp het idee om te proberen banen of lonen te borgen. Elke baan- of loongarantie “zou het papier waarop het geschreven is niet waard zijn. Het zou de werknemer een illusie van veiligheid geven die gedoemd is wreed om te slaan in teleurstelling” tijdens een economische teruggang. Dergelijke praktijken kunnen ook “de economie lamleggen … door verouderde industrieën te subsidiëren en door het beperken, zo niet stoppen, van technologische vooruitgang”.

De jaren 1960

friedmanMilton Friedman

In zijn boek uit 1962 Capitalism and Freedom [Kapitalisme en Vrijheid] bespreekt de econoom Milton Friedman methoden om de armen te helpen en hij concludeert dat “de regeling die er puur op mechanische gronden uit springt een negatieve inkomstenbelasting is”.

De voordelen van deze maatregel zijn duidelijk. Hij is specifiek gericht op het probleem van de armoede. Hij geeft hulp in de meest nuttige vorm aan een individu, namelijk contant geld. Hij is algemeen en kan in feite vervangen worden door een hoop speciale maatregelen. Hij maakt de kosten die de maatschappij draagt expliciet en werkt buiten de markt.

Hij was economisch adviseur van Barry Goldwater in zijn campagne voor het presidentschap in 1964, diende in Richard Nixon’s commissie van economische adviseurs en werd in 1976 bekroond met de Nobelprijs voor de Economie.

In een boek uit 1980, Free to Choose [Vrij om te Kiezen] (met zijn vrouw, Rose Friedman), dat de basis vormde voor een televisieserie van PBS, schreef hij:

We moeten het samenraapsel van specifieke sociale regelingen vervangen door een uitgebreid programma van inkomenstoeslagen in contanten – een negatieve inkomstenbelasting. Alle behoeftige personen zouden kunnen rekenen op een zeker minimum, ongeacht de redenen voor hun armoede, terwijl dit zo min mogelijk schade toebrengt aan hun karakter, hun onafhankelijkheid, of de prikkels om hun eigen omstandigheden te verbeteren.

Een negatieve inkomstenbelasting maakt een uitgebreide hervorming mogelijk en zal efficiënter en humaner doen, wat onze huidige verzorgingsstaat zo inefficiënt en onmenselijk doet.

De decennia erna, het laatst in 2002, zou hij meerdere malen zijn steun voor een negatieve inkomstenbelasting herhalen (hij overleed in 2006).

theobaldRobert Theobald

In een boek uit 1963, Free Men and Free Markets [Vrije Mannen en Vrije Markten], schreef sociaal-econoom Robert Theobald:

Het is het streven om de economie snel genoeg te laten groeien om iedereen van banen te voorzien … dat ons leven bindt aan “een economie die – afhankelijk als ze is van dwangmatige consumptie – rondtolt als een wervelende derwisj show”. Dit boek stelt de invoering van nieuwe principes voor die specifiek gericht zijn op de loskoppeling van banen en inkomen.

De noodzaak is duidelijk: niemand mag onder een vastgestelde economische vloer zakken. Dit principe moet gelijkelijk op elk lid van de samenleving toegepast worden. Daardoor draagt het niet de reuk van persoonlijke ontoereikendheid of de verdenking dat een niet-verdiend inkomen werd ontvangen van een al te goedgeefse regering.

Economische basisveiligheid kan het best beschouwd worden als een verruiming van de huidige sociale zekerheid naar een wereld waarin het traditionele aanbod van banen gestaag zal afnemen.

We moeten de gedachte van een absoluut grondwettelijk recht op een inkomen accepteren.

Hij regisseerde in 1966 ook een boek, The Guaranteed Income: Next step in Economic Evolution? [Het Gegarandeerde Inkomen: de Volgende stap in de Economische Evolutie?] met bijdragen van Erich Fromm, Marshall McLuhan en andere eminente sociale wetenschappers.

galbraitJohn Kenneth Galbraith

Econoom John Kenneth Galbraith pleitte in een aantal artikelen in de zestiger jaren van de twintigste eeuw en in de tweede editie van zijn bestseller, The Affluent Society [De Welvaartsmaatschappij], (echter niet in de eerste editie, die werd in 1958 gepubliceerd), voor een gewaarborgd inkomen. In een artikel verschenen in 1966 schreef hij:

We moeten de enige, snelle en effectieve oplossing voor armoede – dat is iedereen voorzien van een minimuminkomen – overwegen. De argumenten tegen dit voorstel zijn talrijk, maar de meeste van deze zijn excuses om niet na te denken over een oplossing, zelfs over één die zo buitengewoon plausibel is.

Luiheid, daar zijn we het mee eens, is demoraliserend. Maar ook stel ik een vraag: Waarom vindt men eenparig vrije tijd zo slecht voor de armen en zo goed voor de zeer rijken?

We kunnen ons gemakkelijk een inkomensvloer veroorloven. … En er is geen beter middel tegen armoede, waarvan de uitwerking zo gunstig is, als de toekenning van een inkomen.

In 1999 schreef hij in een artikel over “onafgemaakte zaken van de eeuw en het millennium”, in het bijzonder de hardnekkige aanwezigheid van een zeer groot aantal arme mensen zelfs in rijke landen:

Het antwoord of een deel van het antwoord is vrij duidelijk: iedereen moet de garantie krijgen op een fatsoenlijk basisinkomen. Een rijk land als de VS kan zich zeer wel veroorloven om iedereen uit de armoede te houden. Sommigen, zal men zeggen, zullen het inkomen aangrijpen, om niet meer te werken. Zo is het nu met minder bijstand, zoals men zegt. Laten we accepteren dat sommigen, zowel armen als rijken, hun toevlucht nemen tot vrije tijd.

frommErich Fromm

Sociaal psycholoog en auteur van diverse boeken over de betekenis van vrijheid, Erich Fromm, heeft de veranderingen besproken die een gewaarborgd inkomen voor individuen en de samenleving als geheel teweeg zal brengen.

Het leidende principe gedurende het grootste deel van de menselijke geschiedenis in verleden en heden is: “Wie niet werkt zal niet eten”. Dit onheilspellende vooruitzicht dwong mensen niet alleen te handelen in overeenstemming met wat er van hen gevraagd werd, maar ook om zo te denken en te voelen dat ze niet eens in de verleiding kwamen om anders te handelen.

Een gewaarborgd inkomen zou niet alleen echte vrijheid betekenen in plaats van een slogan, het zou ook een diep geworteld beginsel uit de westerse religieuze en humanistische traditie bevestigen: de mens heeft het recht om te leven, ondanks alles! Dit recht op leven, voedsel, onderdak, medische zorg, onderwijs, enz., is een intrinsiek mensenrecht dat niet door enig beding kan worden beperkt, zelfs niet door de eis dat hij sociaal “nuttig” moet zijn.

De verschuiving van een psychologie van de schaarste naar één van overvloed is één van de belangrijkste stappen in de menselijke ontwikkeling. …Verlossing van de angst voor de hongerdood zou de overgang van een vroeg menselijke naar een echt menselijke samenleving markeren.

Fromm behandelt vervolgens zorgen over de vraag of een gewaarborgd inkomen de stimulans om te werken zal verminderen.

Afgezien van het feit dat er nu al geen werk is voor een steeds groter deel van de bevolking en daarom discussies over stimulering voor deze mensen dus niet relevant is. … Kan er worden aangetoond dat materiële stimuli zeker niet de enige prikkel zijn voor werk en inspanning. Allereerst zijn er andere drijfveren: trots, sociale erkenning, plezier in het werk zelf, enz.

Ten tweede is het een feit dat de mens van nature niet lui is, maar integendeel lijdt onder de resultaten van inactiviteit. Mensen zouden misschien liever niet voor één of twee maanden werken, maar de overgrote meerderheid zou smeken om werk, zelfs als ze er niet voor werden betaald.

mcluhanMarshall McLuhan

De geleerde Marshall McLuhan was een kenner van automatisering en technologie als voertuigen voor veranderingen in de samenleving.

Een gewaarborgd inkomen zal meer en meer de voldoening brengen die we krijgen van effectieve betrokkenheid in zinvol werk. De “vrije tijd”, die een kunstenaar altijd geniet, ontstaat door zo goed mogelijk gebruik te maken van zijn gaven op artistiek gebied. … Het gegarandeerde inkomen – het gevolg van automatisering – draagt in zich die moeilijk te kwantificeren factor van vreugde en voldoening die het gevolg is van een vrije en volledige ontplooiing van zijn mogelijkheden om taken, nodig voor dergelijke activiteiten, te ontwikkelen.

kingMartin Luther King Jr.

Gedurende het laatste jaar van zijn leven deed Martin Luther King Jr. een oproep voor een gegarandeerd inkomen. Hieronder staan een paar citaten uit zijn laatste boek, Where Do We Go From Here: Chaos or Community? [Welke Kant Gaan We Op: Chaos of Gemeenschap?], dat hij in 1968 schreef:

Armoede kan direct opgelost worden door het af te schaffen en te vervangen door een inmiddels veel besproken maatregel: het gewaarborgd inkomen. … We zullen waarschijnlijk merken dat problemen als huisvesting en onderwijs, in plaats van vooraf te gaan aan de uitroeiing van armoede, zelf zullen worden beïnvloed als eerst armoede wordt afgeschaft.

Een groot aantal positieve, psychologische veranderingen zal onvermijdelijk het gevolg zijn van wijdverspreide economische zekerheid. De waardigheid van het individu zal opbloeien als beslissingen over zijn leven in zijn eigen hand worden gelegd, als hij de verzekering heeft dat zijn inkomen stabiel en solide is en als hij weet dat hij de middelen heeft om op zoek te gaan naar manieren om zichzelf te verbeteren.

Er is niets behalve kortzichtigheid dat ons belet om jaarlijks iedere Amerikaanse familie een leefbaar minimuminkomen te garanderen. Voor ons is de tijd gekomen om onszelf te beschaven door de totale, directe en onmiddellijke afschaffing van armoede.

King merkte op dat een gewaarborgd inkomen veel meer is dan een programmapunt van de burgerrechtenbeweging, omdat meer dan tweederde van de begunstigden wit zou zijn.

meadMargaret Mead

Gerenommeerd antropologe Margaret Mead onderzocht in 1968 in een kolom in het tijdschrift Redbook, waarbij ze het idee nadrukkelijk onderschreef, de sociale en psychologische gevolgen van een gewaarborgd inkomen.

Het risico dat we zouden lopen op mislukkingen is triviaal vergeleken met de voordelen die het gegarandeerde jaarlijkse inkomen ons zou geven. Het zou waardigheid en keuzevrijheid betekenen voor elke burger.

wogamanPhilip Wogaman

Philip Wogaman, een minister en professor in de christelijk-sociale ethiek, publiceerde Guaranteed Annual Income: The Moral Issues [Gegarandeerd Jaarlijks Inkomen: De Morele Kwesties] in 1968. Na het aanhalen van Robert Theobald, Milton Friedman en andere voorstanders zette hij zijn argumenten tegen het idee op een rijtje:

Samenvattend: er kunnen vragen gesteld worden bij de wenselijkheid van een gegarandeerd inkomen op grond van gelijkheid en rechtvaardigheid, de schadelijke effecten op de menselijke creativiteit en sociale ontplooiing, de verwachte incompetentie en immoraliteit van de armen en het negeren van het feit dat de mens egoïsme en inertie moet overwinnen. De meeste van deze redeneringen zijn geworteld in aannames van het economisch individualisme en de “protestantse ethiek” die min of meer als vanzelfsprekend worden beschouwd in onze samenleving.

Vervolgens ging hij elk van deze punten na en concludeerde dat “de vraag naar een gegarandeerd inkomen overtuigend is op zowel ethische als praktische gronden.”

Een veilige economische vloer door een gewaarborgd inkomen zal het voor mensen mogelijk maken om te worden zoals God hen bedoeld had door als vrije mensen te handelen. Het feit dat ongetwijfeld velen deze vrijheid zullen misbruiken is een risico dat in de eerste plaats door God is genomen toen hij de mens schiep.

Dit recht om er te zijn is er één die God aan ieder van ons heeft gegeven ongeacht of we het waard zijn of niet.

Een gewaarborgd inkomen zal in economische termen een erkenning zijn van wat God heeft gedaan.

Hij wees er ook op dat

“Christenen een aantal unieke bijdragen kunnen leveren met betrekking tot het punt van een gewaarborgd inkomen”. In ieder geval hebben christenen met hun passie voor gerechtigheid een plicht om een gegarandeerd inkomen te onderschrijven.

De bijlage bevat verklaringen ten gunste van een gegarandeerd inkomen van (1) The National Council of Churches of Christ in the U.S.A. [De Nationale Raad van Kerken van Christus in de Verenigde Staten], (2) The United Methodist Church [De Verenigde Methodistische Kerk] and (3) a special committee of the United Presbyterian Church in the U.S.A. [een speciale commissie van de Verenigde Presbyteriaanse Kerk in de Verenigde Staten].

samuelsonPaul Samuelson

In de lente van 1968 sloot Paul Samuelson, de winnaar van de Nobelprijs in de Economie in 1970, zich aan bij vier andere prominente economen – John Kenneth Galbraith, Robert Lampman, Harold Watts en James Tobin (Nobelprijswinnaar in 1981). Hij publiceerde een brief die het Congres opriep om “dit jaar een nationaal systeem van inkomensgarantie en supplementen aan te nemen.“ De brief werd verspreid en meer dan 1.200 van hun collega’s ondertekenden hem.

johnsonLyndon Johnson en de Presidentiële Commission on Income Maintenance

In januari 1968 stelde Lyndon Johnson een Nationale Commissie voor de Instandhouding van Inkomens in om de behoeften van arme Amerikanen te bestuderen en aanbevelingen te doen. De voorzitter was Ben W. Heineman, president van Northwest Industries. Andere prominente leden waren Thomas J. Watson Jr., bestuurder bij IBM; David Sullivan, president van de Service Employees International Union [Vakbond van onder andere werkers in de gezondheidszorg, ambtenaren en dienstverleners in onroerend goed]; burgerrechtenleider A. Philip Randolph; de politici Edmund G. Brown en Barbara Jordan en econoom Robert Solow (die in 1987 de Nobelprijs in de Economische Wetenschappen won). De uitvoerend directeur was Robert Harris. De Commissie hield 22 maanden lang hoorzittingen in het hele land. In november 1969 bracht zij een unaniem rapport uit:

Onze belangrijkste aanbeveling is de instelling van een universeel programma voor aanvulling van het inkomen gefinancierd en beheerd door de federale regering, dat contante betalingen uitkeert aan alle leden van de bevolking die een te laag inkomen hebben. De betalingen zouden een basisinkomen bieden aan elk behoeftig gezin of individu.

Vereisten om te werken … kunnen niet effectief gebruikt worden bij het bepalen van het recht op steun en zijn in ieder geval onwenselijk. … Onvermijdelijk zal elke eenvoudige test ontwikkeld om hulp te onthouden aan vrijwillig werklozen een aantal van degenen die geen werk kunnen vinden hard treffen.

Onze observaties hebben ons ervan overtuigd dat de armen niet anders zijn dan de niet-armen. Het merendeel van de armen wil werken. Ze willen hun kansen verbeteren en worden opgeleid voor betere banen. Zoals de meeste Amerikanen zouden de armen graag iets doen met hun leven, liever dan alleen maar bezig te zijn met het naakte bestaan. Door een basissysteem van inkomensondersteuning in te richten, bieden wij hen de gelegenheid deze dingen te doen.

Wij geloven niet dat het voorgestelde programma een ernstig ontmoedigend effect op werken zal hebben.

1641001 042Buckminster Fuller

In een in 1969 uitgegeven boek Operating Manual for Spaceship Earth [Handleiding voor Luchtvaartschip Aarde], beschreef architect, futurist en design wetenschapper R. Buckminster Fuller de huidige politieke en economische praktijken als een weg naar zelfvernietiging. Om dat te voorkomen “moeten wij ieder mens die werkloos wordt of het al is een levenslange toelage geven voor onderzoek en ontwikkeling of gewoon simpelweg om na te denken”. Dat zou iedereen vrij maken om “waarachtig te denken en dienovereenkomstig te handelen zonder angst voor verlies van zijn recht op leven”.

nixonRichard Nixon en het Family Assistance Plan

Op 8 augustus 1969, acht maanden na zijn aantreden, gaf Richard Nixon een televisietoespraak over armoede en sociale zekerheid:

Wij worden geconfronteerd met een stedelijke crisis, een sociale crisis – en tegelijkertijd een breuk in het vertrouwen, in het geloof in de overheid om zijn werk goed te doen. … Nergens is het falen van de overheid duidelijker aan het licht gekomen dan in zijn inspanningen om de armen te helpen en bij te springen middels het systeem van sociale zekerheid.

Daarom stel ik vanavond voor dat we de huidige verzorgingsstaat afschaffen en dat we daarvoor in de plaats een nieuw systeem voor hulp aan families in het leven roepen. In eerste instantie zal dit nieuwe systeem meer dan de bijstand kosten. Maar in tegenstelling tot de bijstand is het ontworpen om de situatie waar het mee te maken krijgt, dus de lasten en kosten op de langere termijn, te beperken.

Voor een gezin van vier dat nu van de bijstand leeft zonder ander inkomen zou de basisbetaling door de federale overheid $ 1.600 per jaar zijn. Staten kunnen dit bedrag aanvullen en de meeste staten doen dat ook. In geen geval zal de hoogte van iemands huidige uitkering worden verlaagd.

Dit nieuwe systeem koppelt de bereidheid van de regering om de behoeftigen te helpen rechtstreeks aan de bereidheid van de armen om zichzelf te helpen. Het haalt de huidige prikkel om niet te werken weg en vervangt deze door een stimulans om te werken; het schrapt de huidige redenen voor gezinnen om banden te verbreken en vervangt die door gezinnen aan te sporen om samen te blijven. Het verwijdert de overduidelijke ongelijkheid, onrechtvaardigheid en vernederingen van het sociale stelsel. De federale overheid legt een betrouwbaar fundament zodat kinderen in iedere staat tenminste de eerste levensbehoeften hebben.

Het Family Assistance Plan [Gezinsondersteuningsplan] was een gegarandeerd inkomen, maar in zijn toespraak ontkende Nixon dat feit expliciet. De prikkels die hij uitdrukkelijk noemde, bestonden meestal uit de afschaffing van bestaande obstakels, die uitkeringen agressief verlaagden als de ontvangers begonnen te werken en te verdienen.

Nixon’s Plan ontving brede steun van de bevolking ook van grote kranten en het werd met tweederde van de stemmen aangenomen in het Huis van Afgevaardigden. Na enkele wijzigingen passeerde het voor een tweede keer het Huis, weer met een tweederde meerderheid. Maar het werd nipt verslagen in de Senaat Finance Committee [Senaatscommissie voor Financiën].

moynihanDaniel Patrick Moynihan

Daniel Patrick Moynihan was binnenlands politiek adviseur van Richard Nixon en de auteur van Nixon’s Family Assistance Plan. In zijn boek uit 1973 The Politics of a Guaranteed Income [De Politiek van een Gewaarborgd Inkomen] staat tot in detail opgetekend hoe het plan vorm kreeg, hoe het werd gepresenteerd, besproken en verijdeld. Hij weet de schuld van de nederlaag aan vele factoren met inbegrip van Nixon’s weigering om enig politiek kapitaal te offeren; het behendig manoeuvreren van conservatieve tegenstanders in de Senaat; de bedeesdheid en streberigheid van de liberals [de Democraten] in de Senaat van wie een aantal een onderwerp wilde hebben om zich bij de presidentsverkiezingen van 1972 op te profileren en de misplaatste, kortzichtige acties van de National Welfare Rights Organization [Nationale Organisatie voor Sociale Rechten], die zich uitsprak tegen het plan op zoek naar iets royalers.

recoverygovDe Income Maintenance Experimenten [Experimenten voor de Instandhouding van Inkomens] Vanaf 1968 tot 1978 voerde het federale Office of Economic Opportunity [Bureau voor Economische Kansen] een reeks experimenten uit met een gegarandeerd inkomen in plaats van bijstand. Gezinnen in New Jersey, Denver, Seattle en elders – meer dan 8500 mensen in totaal – ontvingen iedere maand geld dat hen op of boven de armoedegrens hield. Onderzoekers registreerden het bedrag dat mensen ontvingen, het aantal uren dat ze werkten, het percentage echtscheidingen en andere variabelen. Er zijn veel boeken en meer dan 350 wetenschappelijke artikelen van voor- en tegenstanders over de experimenten verschenen die op basis van de geciteerde gegevens hun zaak bepleiten.

Eén van de redenen voor de verwarring en meningsverschillen tijdens de debatten over Nixon’s Family Assistance Plan is dat leden van de Senaat gegevens verlangden. De voortijdig geopenbaarde resultaten toonden een toename in het aantal echtscheidingen en een afname van het aantal gewerkte uren. Die “feiten” luidden de ondergang van de FAP in. Toen de uiteindelijke analyse enkele jaren later werd gedaan, was de wetenschappelijke en algemene belangstelling afgenomen en de financiering meestal beëindigd. Zelfs vandaag de dag zijn citaten vaak gebaseerd op de onvolledige bevindingen. Een paar feiten uit de definitieve analyse:

Ten eerste, het aantal echtscheidingen was hetzelfde als bij controlegroepen. Het eerste verschil lijkt een statistische anomalie2 te zijn geweest.

Ten tweede, het totaal aantal gewerkte uren daalde met ongeveer 6 procent en zeker niet meer dan 9 procent. De daling was het grootst onder vrouwen en jongeren, niet onder mannen die het gezinsinkomen verdienden. De experimenten documenteerden de aanleiding om minder uren te gaan werken niet. Er waren meldingen dat mensen teruggingen naar school, hun onbevredigende banen opzegden om op zoek te gaan naar betere, thuis bleven in plaats van te gaan werken als ze ziek waren of vrije tijd namen om voor zieke familieleden te zorgen.

Verschillende samenvattingen en analyses zijn gepresenteerd op vergaderingen van het U.S. Basic Income Guarantee Network [het Amerikaanse Netwerk voor een Gegarandeerd Basisinkomen]. (Let op: dit zijn Word-documenten die je kan downloaden). Dit artikel [http://usbig.net/papers/086-Levine-et-al-NIT-session.doc] doet verslag van een panel waarin Robert A. Levine, Harold Watts en verscheidene andere mensen die betrokken waren bij het onderzoek zitting hadden. Dit[http://usbig.net/papers/038-Widerquist-NIT-X.doc] is een overzicht van de literatuur met een lange bibliografie van Karl Widerquist. En dit is een artikel [http://usbig.net/papers/001-Harris.doc] van Robert Harris, die uitvoerend directeur was bij de Presidentiële Commissie voor de Instandhouding van Inkomens.

De zeventiger jaren

statehoodD.C. Statehood Party

“Een nationaal gewaarborgd inkomen” was een van de strijdpunten uit het politieke programma van de D.C. Statehood Party [Partij van het Soevereine D.C.], dat in 1970 werd opgericht ter bevordering van burgerrechten en volwaardig burgerschap voor de ingezetenen van Washington D.C.

Bewoners van D.C. hebben nog steeds geen volledige vertegenwoordiging in het Congres. En het Congres gaat door met controleren en schuift soms de begroting en andere acties van de gekozen burgemeester en gemeenteraad van D.C. terzijde.

mcgovernGeorge McGovern

Senator George McGovern voerde in 1972 campagne voor het presidentschap met een economisch verkiezingsprogramma dat “Demogrants” – gegarandeerde uitbetalingen voor bestaansmiddelen van $ 1.000 aan elke burger – beloofde.

Hoewel hij verloor hadden veel oorzaken niets te maken met zijn economische programma. Er was wanorde in zijn campagne, in de Democratische partij, in het hele land, vooral ten aanzien van de oorlog in Vietnam. Plus het feit dat Nixon een zittend ambtsdrager was met heel veel meer campagnegeld.

tobinJames Tobin

Econoom James Tobin bedacht George McGovern’s plan voor een gewaarborgd inkomen, maar klaagde vervolgens dat de invoering van het plan was “verprutst” in de hitte van de strijd tijdens de voorverkiezingen in Californië in juni 1972 tegen Hubert Humphrey.

Hij schreef in de zestiger jaren verscheidene artikelen ter ondersteuning van een gegarandeerd inkomen en ondertekende de intentieverklaring samen met John Kenneth Galbraith, Paul Samuelson, Robert Lampman en Harold Watts. Bovendien was hij in 1961-62 lid van John F. Kennedy’s Council of Economic Advisors [John F. Kennedy’s Raad van Economische Adviseurs]. In 1981 werd hij bekroond met de Nobelprijs in de Economische Wetenschappen.

fordGerald Ford en de Earned Income Tax Credit (EITC)

Tijdens de debatten over Nixon’s Family Assistance Plan was Gerald Ford de leider van de minderheid in het Huis en de belangrijkste verdediger van het plan in het Congres. Hij maakte er actief propaganda voor, weerstond bezwaren van conservatieven en slaagde er twee keer in met tweederde van de stemmen te winnen. Nadat hij president was geworden, steunde hij het EITC [Heffingskorting op het Verdiende Inkomen] en ondertekende en bekrachtigde haar in 1975.

Het EITC voorziet in aanvullingen op de inkomens van arme arbeiders, maar is niet van kracht voor werklozen. Het is een ingewikkeld onderdeel van de belastingwetgeving. Die warwinkel betekent dat veel mensen, die er voor in aanmerking zouden kunnen komen, het geld niet ontvangen. Zelfs zo is het veruit het meest effectieve anti-armoede programma in Amerika.

carterJimmy Carter

Jimmy Carter was Gouverneur van Georgië tijdens de debatten over Nixon’s Family Assistance Plan de enige zuidelijke gouverneur, die het ondersteunde. Gedurende zijn presidentiële campagne in 1976 riep hij op tot een diepgaande hervorming van de bijstand. Uit gegevens van peilingen bleek hij aanzienlijke steun onder de bevolking te hebben voor dat beleid. Hij stelde een Program for Better Jobs and Income [Programma voor Betere Banen en Inkomens] voor in 1978, maar hij kreeg het niet door het Congres.

De jaren 1980

leonardmichalgreenLeonard M. Greene

Zakenman en uitvinder op het gebied van de luchtvaart, Leonard M. Greene, stichtte en financierde het Institute for Socioeconomic Studies [Instituut voor Sociaal-Economische Studies], een organisatie die beleidsonderzoek doet. Ze aanvaardde een plan, “the National Tax Rebate” [de Nationale Belastingrestitutiewet], om de armoede te verminderen door een gegarandeerd inkomen van $ 12.000 voor een gezin bestaande uit 4 personen. Hoewel Greene in 2006 overleed, zette het Instituut [http://2noame.tumblr.com/web/20140212015258/http://socioeconomic.org/Tax_Rebate_/tax_rebate_.HTM] zijn werk voort. Boeken van hem zijn: Free Enterprise Without Poverty [Vrij Ondernemen Zonder Armoede] uit 1981 en The National Tax Rebate: A New America with Less Government [de Nationale Belastingrestitutiewet: een nieuw Amerika met een kleinere overheid] uit 1998. De bijlage bij de National Tax Rebate is een studie van de kosten en de te verwachten effecten van vijf modellen van zijn plan voor een gewaarborgd inkomen. De resultaten laten een significante afname van de armoede zien. Dit onderzoek werd door Professor Irwin Garfinkel van Columbia University en Chien- Chung Huang bijgewerkt in februari 2002 en de nieuwere versie is hier [http://usbig.net/papers/014-Garfinkel.doc] te vinden (als Word-document).

shehanAllan Sheahen

Onafhankelijk geleerde Allan Sheahen publiceerde in 1983 zijn boek Guaranteed Income: The Right to Economic Security [Een Gewaarborgd Inkomen: Het recht op Economische Zekerheid]. Hij schreef ook met econoom Karl Widerquist een voorstel voor een klein basisinkomen dat de Tax Cut for the Rest of Us Act [Wet op de Belastingverlaging voor de Rest van Ons] van 2004 werd. Hun voorstel is hier [http://usbig.net/papers/093-Sheahan+Widerquist-STC.doc] te lezen als Word-document. Zijn analyse uit 2006 van de kosten van een volledig basisinkomen staat hier [http://usbig.net/papers/144-Sheahen-RefundableTaxCredit.pdf] als pdf-bestand.

Alaska-Permanent-FundAlaska – het Permanent Fund Dividend (PFD)

In 1969 werd olie ontdekt in Alaska. Jay Hammond, een Republikein, die gouverneur was van 1974 tot 1982, stemde in met het idee om een deel van de royalty-inkomsten te verdelen onder de inwoners. De grondwet werd gewijzigd om het Alaska Permanent Fund Dividend [Permanent Dividenden Fonds] te creëren, zodat het aan de huidige bewoners en toekomstige generaties ten goede zou komen. Een percentage van de olieopbrengsten gaat in het fonds, dat duurzaam is omdat het geld wordt geïnvesteerd in een gemengde portefeuille, beheerd door een semi-onafhankelijke onderneming.

Het dividend wordt jaarlijks uitgekeerd aan elke legale ingezetene die meer dan 6 maanden van het jaar in de staat woont.

Het eerste dividend werd betaald in 1982, toen iedere inwoner een cheque van $ 1.000 ontving. Het bedrag schommelt elk jaar afhankelijk van de prijs van olie, de beleggingsportefeuille en de algehele economische situatie. Uitkeringen worden betaald in oktober in de vorm van een cheque of een storting op een bankrekening. In 2007 was het dividend $ 1.654. In 2008 nadat Gouverneur Sarah Palin had aangedrongen op een verhoging van de royalty’s bedroeg het dividend $ 3.269, wat neerkomt op een bedrag van $ 13.076 voor een gezin van vier personen. Alaskanen houden van de PFD.

Onderzoek heeft aangetoond dat de meesten van hen het geld gebruiken om schulden af te betalen, kinderen naar het hoger onderwijs te sturen, of om te sparen voor hun pensioen. (En als sommigen een vakantie op Hawaï boeken in februari, wie kan hen dat kwalijk nemen?) Sinds de invoering ervan drie decennia geleden heeft iedere andere staat een sterke toename van de inkomensongelijkheid, de kloof tussen de zeer rijken en de armen, gezien. Alaska is de enige staat met een afnemende ongelijkheid en dat is te danken aan het PFD.

Voorstanders van een vast en betrouwbaar inkomen verlangen dat vergelijkbare royalty-fondsen gevuld en verdeeld worden door middel van andere natuurlijke grondstoffen en gemeenschappelijk bezittingen, zoals steenkool, hout, mineralen, de grondwaarde in stedelijke gebieden en het elektromagnetisch spectrum.

Veel milieuactivisten zijn bijzonder gecharmeerd van het idee van “belasting en dividend”, dat hogere belastingen op kooldioxide om het brandstofverbruik te verminderen en de klimaatverandering te vertragen, combineert met een soort van korting. De kortingen zijn ontworpen om politieke steun te mobiliseren en kunnen schadelijke sociale gevolgen beperken. Een dergelijk programma zou een stap in de richting van een basisinkomen zijn.

alfredandersenAlfred F. Andersen

Onafhankelijk geleerde Alfred F. Andersen is de schrijver van Liberating the Early American Dream: A Way to Transcend the Capitalist/Communist Dilemma Nonviolently [Bevrijding van de Vroege Amerikaanse Droom: een Manier om het Kapitalistisch/Communistische Dilemma Geweldloos te Overtroeven] uit 1985. De sleutel voor het bereiken van de doelstelling in de titel en ondertitel is, betoogde hij, iedereen te verzekeren van een inkomen.

bienlogosquaredBIEN, het Basic Income Earth Network

Het Basic Income Earth Network [Wereldwijd Netwerk voor een Basisinkomen], BIEN, werd in 1986 opgericht als het Basic Income European Network. In 2004 breidde het zijn werkgebied van Europa naar de gehele wereld uit. Het is een internationaal netwerk dat fungeert als schakel tussen individuen en groepen die betrokken zij bij of gewoon geïnteresseerd zijn in het basisinkomen. Het faciliteert voorlichting en inhoudelijk debatten over het onderwerp in de hele wereld.

Het Netwerk verwelkomt deelname van mensen die geïnteresseerd zijn in elke vorm van inkomensgarantie. Men houdt om de twee jaar een congres, verspreidt om de twee maanden een gratis e-mail Newsflash [Nieuwsflits] en geeft steun aan het tijdschrift Basic Income Studies. BIEN [http://www.basicincome.org/bien/] wordt ondersteund door individuele leden uit de hele wereld en is aangesloten bij zestien nationale netwerken.

De jaren 90

jeffreysmithJeffrey Smith en Gary Flo, de Geonomy Society

De onafhankelijke wetenschappers Jeffrey Smith en Gary Flo richtten de Geonomy Society [http://www.progress.org/forum-on-geonomics-2/] in 1990 op om het beleid van Henry George en het “Citizen’s Dividends” [Burgerdividend], hun term voor een gegarandeerd basisinkomen, onder de aandacht te brengen. “Geonomy” benadrukt het feit dat alle economische activiteit begint bij de aarde.

parijsPhilippe Van Parijs

Eén van de oprichters van het Basic Income European Network en professor aan Harvard University, filosoof en politiek econoom Philippe Van Parijs, is de auteur en redacteur van diverse boeken, waaronder Arguing for Basic Income: Ethical foundations for a radical reform [Pleidooi voor een basisinkomen: Ethische grondslagen voor een radicale hervorming] verschenen in 1992 en Real Freedom for All: What (if anything) can justify capitalism? [Echte vrijheid voor ons allen: Wat (om het even wat) kan het kapitalisme rechtvaardigen?] uit1997. What’s Wrong with a Free Lunch [Wat is er Mis met een Gratis Lunch] uit 2001 bevatten een paper van Van Parijs en reacties van een aantal vooraanstaande sociale wetenschappers, onder andere Gar Alperovitz, Emma Rothschild en Herbert Simon, die in 1978 de Nobelprijs voor Economische Wetenschappen kreeg. Het voorwoord is van Robert Solow, die diende bij de Presidentiële Commissie voor de Instandhouding van Inkomens en in 1987 de Nobelprijs voor Economie ontving.

tyrannyTheresa Funiciello

Theresa Funiciello, een voormalige bijstandsmoeder in New York, die politiek activiste werd, beschreef de misstanden, absurditeiten, vernederingen en negatieve prikkels in het sociale zekerheidsstelsel in een boek dat in 1992 uitkwam, Tyranny of Kindness: Dismantling the welfare system to end poverty in America [Tirannie van de vriendelijkheid. Ontmanteling van de verzorgingsstaat om de armoede in Amerika te beëindigen]. Zij concludeerde dat de enige echte oplossing een gewaarborgd inkomen is.

jeremy_rifkinJeremy Rifkin

Jeremy Rifkin, een analist op het gebied van technologische en economische trends, onderzocht in zijn boek uit 1995, The End of Work [Het Einde van het Werk], de ontworteling van werknemers door automatisering en het informatietijdperk.

In debatten over de manier waarop men het beste de voordelen van de productiviteitsgroei kan verdelen, moet elk land uiteindelijk worstelen met de elementaire kwestie van economische rechtvaardigheid. De technologische vooruitgang gaat gepaard met minder en minder banen in de marktsector, daarom … de enig effectieve manier om de hogere productiviteit te benutten, is om ervoor te zorgen dat voorgoed door machines uitgerangeerde werknemers gecompenseerd worden door een vorm van door de overheid gegarandeerd inkomen.

Met een gegarandeerd inkomen onafhankelijk van hun baan, zouden werknemers de vrijheid hebben om zelf hun agenda te bepalen en hun plannen aan te passen aan veranderende omstandigheden. Op hun beurt kunnen werkgevers zich door die vindingrijkheid meer flexibiliteit veroorloven en biedt ze vele voordelen voor de maatschappij als geheel.

hazel-hendersonHazel Henderson

Politiek econome Hazel Henderson heeft zich in verschillende boeken uitgesproken voor een gewaarborgd inkomen, bijvoorbeeld in 1996 in Building a Win-Win World [Bouwen aan een Win-Win-Wereld].

30000solutionRobert Schutz

Robert Schutz, lector in de economie en bedrijfskunde aan de Universiteit van Californië, Berkeley, schreef in 1996 The $ 30,000 Solution: a guaranteed annual income for every American [De Oplossing van $ 30.000: een gegarandeerd jaarlijks inkomen voor iedere Amerikaan]. Zijn raming van $ 30.000 voor elke volwassene was gebaseerd op een herverdeling van alle onverdiende baten uit vermogen: huur, rente, meerwaarden, dividenden, winsten, geschenken en vererving.

murrayMichael L. Murray

Michael L. Murray, professor op het terrein van verzekeringen aan Drake University in Iowa, publiceerde in 1997 … And Economic Justice for All: Welfare reform for the 21st century [… En economische rechtvaardigheid voor allen: Hervorming van de sociale zekerheid voor de 21e eeuw]. Hij zocht een gegarandeerd, adequaat inkomen in combinatie met een vlakke inkomstenbelasting en liet zien hoe een dergelijk systeem betaalbaar zou zijn.

steven shafarmanSteven Shafarman

Onafhankelijk geleerde Steven Shafarman is de auteur van vier boeken over het gewaarborgd inkomen. Healing Americans: A new vision for politics, economics, and pursuing happiness (1998) [Gezondere Amerikanen: Een nieuwe visie voor politiek en economie en het verlangen naar geluk]; Healing Politics: Citizen policies and the pursuit of happiness (2000) [Helende Politiek: beleid inzake burgers en het nastreven van geluk] en We the People: Healing our democracy and saving our world (2001) [Wij de mensen: Herstel van onze democratie en bescherming van onze wereld]. Zijn meest recente boek is Peaceful, Positive Revolution: Economic security for every American (2008) [Vreedzame, Positieve Revolutie: Economische zekerheid voor iedere Amerikaan].

Zijn voorstel voor beleidsmaatregelen ten behoeve van burgers combineert een gegarandeerd basisinkomen – hij noemt het Burgerdividenden – met een algemene Burgerdienst, zodat iedereen wat tijd teruggeeft aan de gemeenschap. Deze combinatie zou onze democratie versterken en leiden tot snelle verbeteringen op het gebied van klimaatverandering, hervorming van de gezondheidszorg, hervorming van het onderwijs en vele andere zaken. Peaceful, Positive Revolution behandelt ook de kansen voor een basisinkomen in andere landen, waaronder Irak, Afghanistan en het Midden-Oosten en hoe het vrede kan bevorderen. Hij is de uitgever en eerste auteur van deze website.

Ackerman_BruceAnneAlstottBruce Ackerman en Anne Alstott

Yale University hoogleraren in de rechtsgeleerdheid Bruce Ackerman en Anne Alstott publiceerden in 1999 The Stakeholder Society [De Samenleving van Belanghebbenden]:

Wij bieden een concreet plan, zodat wij opnieuw ‘ja’ kunnen zeggen tegen de verwezenlijking van een gemeenschappelijk burgerschap. Iedere Amerikaan zal als hij de volwassenheid bereikt de zekerheid hebben van een inleg van $ 80.000. Ons plan streeft rechtvaardigheid na door te morrelen aan de meest prominente waarde van het kapitalisme: het belang van privé-eigendom. Het wijst de weg naar een samenleving die democratischer, productiever en vrijer is. Heb geduld en je zult zien hoe een enkele innovatie – eens voorgesteld door Tom Paine – kan bereiken waar duizend kleine beleidsaanpassingen hebben gefaald. Door betrokken spelers te worden kunnen Amerikanen opnieuw het gevoel krijgen dat ze inderdaad leven in een land van gelijke mogelijkheden waar iedereen een eerlijke kans heeft gekregen.

Zij stelden voor om eigenaarschap te financieren met een belasting van 2 procent op rijkdom.

Veel later in het boek presenteren ze verschillende alternatieve vernieuwingen, waaronder:

Voorstellen voor een basisinkomen, een oproep om iedere volwassene de garantie te geven dat hij of zij elk jaar een onvoorwaardelijke contante betaling zal ontvangen. Iedereen zou het basisinkomen krijgen, ongeacht hun overige inkomsten of vermogen.

Wij dringen aan op serieus onderzoek in de Verenigde Staten. Net zoals stakeholding legt het basisinkomen de nadruk op vrijheid. Met een basisinkomen kan iedereen rekenen op tenminste vier duizend dollar per jaar. Het bedrag maakt nauwelijks een leven van vrije tijd mogelijk, maar het zou de meeste Amerikanen een grotere vrijheid gunnen om hun leven vorm te geven.

Het basisinkomen verleent – zoals eigenaarschap dat ook doet – deze vrijheid en veiligheid zonder daaraan verbonden beperkingen. Het vult automatisch lage lonen aan zonder bureaucratie of complexe loonsubsidies. En met een basisinkomen kunnen meer mensen zelf kiezen om fulltime of parttime te werken, ze maken hun eigen afwegingen tussen meer geld of meer vrije tijd.

Vanaf het jaar 2000

usbig-squaredwiderquistUSBIG, the U.S. Basic Income Guarantee Network

Karl Widerquist, Michael Lewis, Eri Noguchi, Fred Block en Robert Harris richtten in 2001 het U.S. Basic Income Guarantee Network, USBIG [Netwerk voor een Gegarandeerd Basisinkomen in de VS] op. USBIG is een informeel netwerk dat de discussie over een gegarandeerd basisinkomen in de Verenigde Staten stimuleert. Het lidmaatschap is gratis en open voor iedereen die de doelen van het Netwerk deelt. De groep houdt sinds 2002 jaarlijks congressen en plaatst discussiestukken op de website: www.usbig.net [http://www.usbig.net/index.php].

“Wat gaat het kosten?” en “Kunnen we het ons veroorloven het?” behoren tot de meest voorkomende vragen die mensen stellen over het basisinkomen. Het antwoord hangt natuurlijk af van hoe wij “het“ definiëren – het volume en het model van het basisinkomen. Pleitbezorgers zijn het erover eens dat het geld kan komen, het grootste deel althans, door te snijden in overheidsprogramma’s die overbodig zullen worden. Specifieke berekeningen zijn uiteraard onderhevig aan veranderende economische omstandigheden.

Hier zijn enkele voorbeelden van eerdere antwoorden en methodieken. Dit stuk, een Word-document [http://usbig.net/papers/014-Garfinkel.doc], is van de hand van professor Irwin Garfinkel en medewerkers van de Columbia University. Deze twee documenten hier [http://usbig.net/papers/029-CharleyClark.doc] in Word en hier [http://usbig.net/papers/080-Clark-EndingPoverty.doc] ook in Word zijn opgesteld door professor Charles M.A. Clark van St. John’s University. En hier [http://usbig.net/papers/144-Sheahen-RefundableTaxCredit.pdf], als pdf, is een analyse door de onafhankelijke wetenschapper Allan Sheahen. De gedetailleerde kostenberekeningen staan ook in de bijlage bij het boek van Charles Murray In Our Hands: A plan to replace the welfare state [In Onze Handen: Een plan om de verzorgingsstaat te vervangen].

Faleomavaega“American People’s Dividend”, the Congressional Progressive Caucus

In januari 2001 aan het einde van het presidentschap van Bill Clinton waren er enorme overschotten op de federale begroting en brede steun voor belastingverlagingen. De Congressional Progressive Caucus [het Progressieve Comité in het Congres] – ongeveer 50 leden uit het Huis van Afgevaardigden en één Senator, Paul Wellstone – pleitten voor een “Dividend van het Amerikaanse Volk” van $ 300 voor iedere burger met inbegrip van kinderen. Ze wilden dat het dividend jaarlijks herhaald zou worden als de begrotingsoverschotten aanhielden, zoals economen verwachtten. Het plan kreeg de goedkeuring van de AFL-CIO3 en andere organisaties en democraten in het Huis maakten er een onderdeel van in hun voorstel voor belastingverlaging.

In onderhandelingen van het conferentiecomité met de Senaat echter werd overeengekomen dat de $ 300 alleen zou gaan naar mensen die inkomstenbelasting betaalden, niet naar de allerarmsten die geen inkomsten hebben of alleen belasting betalen over de [uitgekeerde] sociale zekerheid. Toen de cheques die zomer uitgegeven werden, stuurde de regering Bush, die ertegen was, brieven naar elke ontvanger waarin ze de eer opeiste. Op de foto  Eni Faleomavaega, Democratisch Afdevaardigde.

steven shafarmanCitizen Policies Institute

In het najaar van 2001 startten Steven Shafarman en Mike Livingston, met behulp van John Friedrich, Lorin Kleinman en een paar andere vrijwilligers, een non-profit organisatie, het Citizen Policies Institute [Instituut voor Burgerbeleid], om het idee van inkomenszekerheid te promoten. Het Instituut is evenwel nooit helemaal van de grond gekomen en ze besloten in 2004 dat hun inspanningen voorbarig waren.

Guy StandingGuy Standing

Guy Standing, professor Economische Zekerheid en Arbeidseconomie aan verschillende universiteiten, was één van de oprichters van BIEN en de belangrijkste organisator van het BIEN Congres in 2002, dat gehouden werd in Genève op het hoofdkwartier van de International Labor Organization [Internationale Arbeidsorganisatie, ILO]. Hij stelde in 2005 een boek samen geselecteerd uit bijdragen aan het Congres, Promoting Income Security as a Right, Europe and North America [Bevordering van Inkomenszekerheid als een Recht, Europa en Noord-Amerika].

robleygeorgeRobley E. George

Robley George, oprichter en directeur van het Center for the Study of Democratic Society [Centrum voor de Studie van de Democratische Samenleving], is de auteur van Socioeconomic Democracy: An advanced socioeconomic system [Sociaal-Economische Democratie: Een geavanceerd sociaaleconomisch systeem] (2002). Hij onderzoekt actuele economische modellen met inbegrip van kapitalisme, socialisme, communisme en gemengde economieën en laat zien dat ze allemaal ernstige gebreken hebben. Het alternatief dat hij voorstelt, “Sociaal-Economische Democratie”, combineert een universeel gegarandeerd inkomen met een maximaal toegestane persoonlijke rijkdom. Een dergelijk systeem zou sterke economische prikkels creëren voor particulieren, terwijl het veel bestaande sociale problemen helpt op te lossen.

suplicyEduardo Suplicy

In de late jaren ’60 en vroege jaren ’70 van de twintigste eeuw, tijdens de debatten over een gewaarborgd inkomen en Nixon’s Family Assistance Plan, studeerde Eduardo Matarazzo Suplicy economie in de Verenigde Staten. Na het behalen van zijn doctoraat, keerde hij terug naar zijn geboorteland Brazilië om les te geven aan de Universiteit van Sao Paulo – en te werken aan de realisatie van een gegarandeerd inkomen.

Hij richtte samen met anderen de Worker’s Party [Arbeiderspartij] op en werd in 1992 gekozen voor de Senaat. Door zijn inspanningen werd Brazilië in januari 2004 het eerste land ter wereld dat een wet aannam waarin stond dat iedereen recht heeft op een minimuminkomen. Het Braziliaanse gegarandeerde basisinkomen wordt geleidelijk ingevoerd door uitbreiding en consolidatie van bestaande programma’s, vooral het Bolsa Familia of “Programma voor Gezinstoelagen”. Die plannen en programma’s speelden een belangrijke rol bij de herverkiezing van president Luis Inacio Lula da Silva in 2006.

greenpartyUSDe Groene Partij van de Verenigde Staten

In juni 2004 heeft de Groene Partij van de Verenigde Staten een politiek standpunt ingenomen waarin zij zich uitspreekt voor een gegarandeerd basisinkomen. Groene partijen in Canada, Europa, Australië, Afrika en Zuid-Amerika beschouwen het basisinkomen als een centraal thema in hun economisch beleid.

stakeholderStakeholder Accounts

Democraten en Republikeinen in beide huizen van het Congres hebben plannen goedgekeurd om kinderen vanaf de geboorte financieel te ondersteunen met door de overheid gefinancierde “Stakeholder Accounts” [Rekeningen voor Belanghebbenden]. Elk kind zou een spaarrekening krijgen en arme gezinnen zouden belastingvrij geld kunnen toevoegen. Op de leeftijd van 18 jaar kunnen kinderen het geld gebruiken om door te leren, een bedrijfje te starten of om een huis te kopen. Het idee ontving steun van links en rechts, hoewel het nog door geen enkele commissie in één van beide huizen is aangenomen.

Iets dergelijks, in de volksmond “baby bonds” [baby obligaties], is al in gebruik in Engeland en kan als een klein gegarandeerd inkomen voor de volgende generatie beschouwd worden.

aronowitzStanley Aronowitz

Stanley Aronowitz, professor aan City University of New York Graduate Center [het opleidingscentrum van City University in New York], lange tijd arbeidsorganisator en schrijver van vele boeken, hechtte in 2006 zijn goedkeuring aan een gegarandeerd basisinkomen in Left Turn: Forging a new political future [Draai naar Links: Het smeden van een nieuwe politieke toekomst].

fillnerThe Tax Cut for the Rest of Us Act van 2006

In mei 2006 introduceerde congreslid Bob Filner, een democraat uit San Diego, HR 5257, de Tax Cut for the Rest of Us Act [https://www.govtrack.us/congress/bills/109/hr5257] [Wet op de Belastingkorting voor de Rest van Ons]. Middels deze wet zou iedereen die aangifte deed een gegarandeerd basisinkomen van $ 2.000 ontvangen, plus $ 2.000 voor de echtgenoot van de persoon die aangifte deed en $ 1.000 per kind jonger dan 18 jaar dat van hem afhankelijk is. Dat zou de standaardaftrek en vrijstellingen vervangen en kon doorgevoerd worden met slechts minimale wijzigingen in de belastingformulieren en -regelingen. Het wetsvoorstel trok slechts een paar mede-indieners, maar geen van hen Republikeinen, zodat het nooit verder kwam.

charles-murrayCharles Murray

Charles Murray, inwonend academicus bij het American Enterprise Institute [Instituut voor Ondernemerschap in Amerika] en auteur van een aantal zeer invloedrijke boeken, publiceerde in 2006 In Our Hands: A plan to replace the welfare state [In Onze Handen: Een plan om de verzorgingsstaat te vervangen]. Hij hield een pleidooi voor een gewaarborgd inkomen van 10.000 dollar per jaar voor iedere burger vanaf de leeftijd van 21 jaar of ouder.

Fondsen zouden gereserveerd kunnen worden door andere steunprogramma’s te schrappen. De bijlage bevat een grondige analyse van de kosten en een lijst met programma’s waarin gesneden kan worden.

bisBasic Income Studies

Basic Income Studies [Onderzoek op het terrein van het Basisinkomen] “biedt een forum voor de bespreking van theoretische kwesties en empirisch onderzoek over de vorm en invoering van een basisinkomen, de daarbij behorende regelingen en de inrichting van een toekomstig universeel sociaal zekerheidsbeleid”. De eerste uitgave was in juni 2006. Het wordt drie keer per jaar online gepubliceerd met stukken van wetenschappers van over de hele wereld. Instellingen en wetenschappers wordt gevraagd om zich te abonneren. Gasten kunnen artikelen gratis lezen. www.bepress.com / bis [http://www.degruyter.com/view/j/bis]

MarshallBrainMarshall Brain

Schrijver en televisiepresentator Marshall Brain heeft gepleit voor een gegarandeerd inkomen van $ 25.000 voor iedere Amerikaanse burger. Hij is van mening dat dat een manier is om tegelijkertijd:

1. Het grootst mogelijke reservoir aan consumenten te creëren,

2. maximale economische stabiliteit te bevorderen,

3. de grootst mogelijke club van vernieuwers in het leven te roepen,

4. investeringen aan te moedigen en

5. mensen maximale vrijheid te bieden.

mike-huckabeeDe presidentiële voorverkiezingen van 2008

Indirecte steun voor een garantie op inkomenszekerheid kwam van de Republikein Mike Huckabee en de Democraat Mike Gravel. Beiden wilden de IRS4 afschaffen en een nationale belasting op detailhandelsverkopen invoeren, “de Fair Tax”. Dat plan omvatte maandelijkse contante betalingen afhankelijk van de grootte van het huishouden.

De voorgestelde “toelagen” zouden klein zijn – zij waren hoofdzakelijk bedoeld als compensatie voor de schadelijke gevolgen van de omzetbelasting voor de armen – maar zouden een inkomensgarantie zijn voor iedereen.

RCcookRichard C. Cook

Onafhankelijk wetenschapper en gepensioneerd analist voor de NASA en het US Treasury Department [Amerikaanse Ministerie van Financiën], Richard C. Cook, is de schrijver van We Hold These Truths: The hope of monetary reform [Wij Geloven in deze Waarheden: De hoop op monetaire hervorming] uit 2008. Hij stelt een uitgebreide reeks van maatregelen voor om ons monetaire stelsel dat geleid wordt door de Federal Reserve Board5 en dat op schulden is gebaseerd en rijkdom concentreert in de handen van enkelen, te hervormen. Zijn plan zou het systeem rechtvaardiger en eerlijker maken door het te stoelen op de productieve waarden van de reële economie. Een wezenlijk element daarbij is een “nationaal dividend”.

joeFkennedyJoseph V. Kennedy

Econoom en advocaat Joseph V. Kennedy heeft diverse functies in de publieke en private sector bekleed, waaronder die van hoofdeconoom bij het Amerikaanse Ministerie van Handel. Hij is de auteur van Ending Poverty: Changing behavior, guaranteeing income, and transforming government [Het einde van de Armoede: Gedragsverandering, inkomenszekerheid en hervorming van de overheid] dat in 2008 verscheen. Zijn voorstel:

Een bilaterale, jaarlijkse en vrijwillige overeenkomst tussen de overheid en iedere burger vanaf de leeftijd van 21 jaar die mee wil doen. De regering zou ieder hopelijk de garantie geven op een minimuminkomen van tenminste $ 20.000.

In ruil voor de toezegging van de regering, zou de persoon zich verplichten tot het doen van een beperkt aantal in aanmerking komende acties.

Zijn plan, hoewel duidelijk voorwaardelijk, zou een belangrijke stap in de richting van inkomenszekerheid voor allen zijn. Het is opmerkelijk dat het gegarandeerde inkomen dat hij voorstelt vrij groot is.

newleelogoubiesquareUnconditional Basic Income Europe (UBIE)

UBIE stamt af van het Europese Burgerinitiatief voor onvoorwaardelijk Basisinkomen (European Citizens’ Initiative) begon in maart 2013 en eindigde in januari 2013 nadat er ongeveer 300,000 ondertekeningen in de hele Europese Unie waren ingezameld. De organisatoren besloten om nog een stap verder te gaan en een officieel netwerk te lanceren met als doel het basisinkomen overal in Europa geimplementeerd te krijgen.

Bron: http://2noame.tumblr.com/post/84446680465/a-brief-history-of-basic-income-ideas

Uitgebreid via: http://ubie.org/brief-history-basic-income-ideas/

Vertaling: Florie Barnhoorn http://basisinkomen.net/obi/240-jaar-geschiedenis-van-het-basisinkomen/

Een @nder soort geld

26 september  2014kwam “Een @nder soort geld” uit. Geld en banken lijken een onveranderlijk bolwerk, maar in dit nieuwe STRO boek leest u dat doorbraken op komst zijn. Doorbraken naar een soort geld en manier van bankieren, die de belangen van mens en milieu wel dienen. Meer dan tienduizend mensen hebben dit boek eind september ontvangen als doorgeefboek.

Is een ander soort geld mogelijk, dat tot een eerlijker, effectiever en duurzamer samenleving leidt? Twee betrokken mensen met een totaal verschillende achtergrond raken in gesprek. Werelden botsen. De één is opgeleid als econoom en heeft net haar baan bij een bank opgezegd. De ander is verantwoordelijk voor de innovatieve handels- en geldsystemen die Social Trade Organisation (STRO) op verschillende plekken in de wereld test. De oud-bankier twijfelt of er alternatieven bestaan voor het huidige geld. Toch wint haar nieuwsgierigheid het van haar scepsis en ze verdiept zich in het werk van STRO. Haar wordt gevraagd tal van de gevestigde denkbeelden over geld en economie kritisch te overdenken. Dit boek verrast: speculatie als belangrijkste functie van geld; en hoe ict-innovaties het monopolie van banken veel fundamenteler bedreigen dan Bitcoin doet.

In een apart gedeelte van het boek beschrijft STRO directeur Henk van Arkel de actualiteit van het @ndere geld, dat STRO nu samen met haar partners in Europa neerzet. Dit gebeurt al in Bristol, Catalonië, Lombardije en op Sardinië. De realisatie van deze Social Trade Credit Circuits geschiedt met steun van de EU. Het is geld dat juist werkt tijdens een crisis!

Lees in dit boek hoe met uw hulp en de inzet van IT-innovaties ook in Nederland een alternatief kan worden gerealiseerd voor de doodlopende weg van de banken en financiële markten. Dit wordt een historische gebeurtenis. Want nooit waren er twee soorten geld tegelijk.

Een @nder soort geld is een boek voor iedereen, zonder vaktermen en moeilijk gedoe. De vorm van een gesprek maakt het zeer begrijpelijk. Het is voor eenieder die wil weten hoe het echt zit met de euro, de crisis en wat eraan gedaan kan worden. Het is een volkomen origineel geluid dat stoelt op in de praktijk geteste ideeën. Het is een boek geworden met een frisse blik op wat geld nu eigenlijk is, hoe het ‘werkt’ in ons voordeel èn in ons nadeel; en waarom een tweede munt handig is.

Bron:  http://www.strohalm.nl/eenandersoortgeld.html

Duurzame en eerlijke economie zonder rente

Voor veel moslims is het renteverbod uit de koran nog belangrijk. Zij willen geen rente over hun spaargeld ontvangen en ook geen lening met rente afsluiten.

Kan rentevrije economie in Nederland? STRO onderzocht met partnerorganisatie Bedrijfskundige Moslims de mogelijkheden. Samenwerking van bedrijven en hun klanten binnen rentevrije netwerken biedt perspectief.

Rente als woeker

Rentevrije economie staat centraal in het STRO gedachtegoed. STRO (voorheen Strohalm) maakt daarmee deel uit van een oude traditie. Mozes en Jezus wezen al op de kwalijke gevolgen van rente. En ook in de koran is er het verbod op ‘riba’ of woeker: de rijken verdienen geld met geld en de armen betalen daarvoor.

Aankopen en investeren zonder rente

Als een winkel inkoopt, loopt de betaling aan de leverancier via de bank. Zeker bij grotere aankopen of investeringen betekent dat rente betalen.

Dat gaat anders in een bedrijvennetwerk zoals dat STRO en Bedrijfskundige Moslims voor ogen staat. Bedrijven handelen onderlinge transacties af met eigen administratieve eenheden. Er komt geen bank aan te pas. En daarmee ook geen rentebetalingen (Zie C3)

Klanten spelen een zeer belangrijke rol

Klanten kunnen ook lid worden. En dat levert voordeel op. De bedrijven sparen immers geld uit door renteloze transacties en kunnen klanten dan ook korting geven.

De klanten brengen via aankopen Euro’s het netwerk binnen. Zo bouwt het netwerk kapitaal op. Dit kapitaal vormt een basis waarmee zowel de bedrijven als de klanten een rentevrije lening kunnen afsluiten.

Toekomstmogelijkheden

Iedereen kan meedoen: moslims en niet-moslims. In de toekomst zullen rentevrije leningen en misschien ook hypotheken mogelijk zijn voor zowel bedrijven als klanten. Voor meer informatie, kunt u contact met hen opnemen.

STRO organiseerde 19 november 2004 een symposium over islamitische economie. Zie conferentieverslag 

Bron: http://www.eurostaete.eu/geld/htm/moslims-rentevrije-economie.htm

Bewaarloon op spaargeld

Hieronder een aantal definities van het bewaarloon. We zouden het bewaarloon in een rentevrije economie kunnen uitbreiden tot het spaargeld. Wil je sparen, dan zet je geld opzij, en daar moet je dan een vergoeding voor betalen. Op die manier kun je zelf beter je geld uitlenen aan een ander die er zinniger dingen mee kan doen. Wil je echt later iets duurs kopen, dan kun je gewoon sparen, maar betaal je de kosten vooraf, niet achteraf. Je kunt dan beter lenen of nog beter uitlenen, want geld moet rollen! Banken verdienen dan eerlijk geld!

Basisinkomen actueel 21 september 2014 week 38

adriaanplanken

adriaanplankenHet zal u niet ontgaan zijn dat deze derde week van september de 7e internationale week van het basisinkomen is geweest.

Persoonlijk ben ik er trots op dat we als Vereniging Basisinkomen stevig bijgedragen hebben aan het feit dat deze week in meerdere Europese lidstaten gestalte heeft gekregen met een nagenoeg zelfde stijl van vormgeving van de aankondigingen. Dit jaar is dit voor het eerst het geval.

Zoals op vrijwel elk gebied heeft het “Netzwerk Grundeinkommen” en het Oostenrijkse Netzwerk Grundeinkommen und sozialer Zusammenhalt – B.I.E.N. Austria sinds hun bestaan het voortouw genomen met betrekking tot  organisatiegraad en promotie. Dankzij Leon Segers en Win de Heer hebben wij sinds 2011 de aansluiting gevonden bij de initiatiefgroep voor het Europees Burgerinitiatief voor een OBi dat in 2013 liep. Dit gaf tegelijkertijd een grote  versnelling aan de gewenste internationale samenwerking met onder andere bovengenoemd resultaat.

Zaterdag 13 september j.l. namen Willem Gielingh en ik deel aan de viering van het tienjarig jubileum van het “Netzwerk Grundeinkommen” in Berlijn. Ik mocht een openingstoespraakje houden wat een lofrede werd. Hierin kon ik het niet laten mijn droom te schilderen dat dit soort feesten – en dus ook ons toekomstige 25 jarig jubileum feest in 2016 – zich afspelen in bijvoorbeeld het Rijksdaggebouw. Hiermee mijn hang naar uiterlijkheden verradend, maar ook mijn hoop dat mede dankzij onze vereniging het basisinkomen een gevestigd begrip is geworden en de vereniging daar de erkenning  voor heeft gekregen. Dit hangt vanzelfsprekend af van onze activiteiten en hoe succesvol die zijn. Later op de avond werden Ronald Blaschke, Birgit Zenker en ik geïnterviewd door Susanne Götze, journalist bij `der Freitag`.

Ronald Blaschke is sinds geruime tijd lid van het bestuur van het netwerk en mede/oprichter ervan. Birgit Zenker was destijds voorzitter van de “katholischen Arbeitnehmer-Bewegung” en in die functie ook mede-oprichter van het  Netzwerk Grundeinkommen. Ik bevond mij dus in goed gezelschap en nam de gelegenheid te baat te schilderen hoe onze vereniging sinds 2004 vooral haar wonden aan het likken was die waren opgelopen bij de pogingen politiek voeten aan de grond te krijgen en dat we ons sinds 2011 zoals boven beschreven met succes hebben kunnen herpakken. Ook kon ik onze speerpunten voor de komende tijd uit de doeken doen, namelijk: de bekendheid van de mogelijkheid van een basisinkomen vergroten en het proberen politiek voeten aan de grond te krijgen door het doen van experimenten/pilotstudies, die – wat mij betreft – bij succes concentrisch worden uitgebreid in hun omgeving.

Tijdens het feest in Berlijn kon ik kennismaken met Michael Bohmeyer, die eerder dit jaar begon met een experiment waarin door middel van crowdfunding zoveel geld bijeen gebracht zou moeten worden dat het mogelijk werd mensen gedurende een jaar een basisinkomen te geven. (https://www.mein-grundeinkommen.de)Aanvankelijk beschouwde ik dit als een grap. Principieel gezien kan het hier nooit om een basisinkomen, zoals wij voorstaan, gaan. Dit moet volgens ons toch structureel vanuit gemeenschapsgelden komen en niet uit liefdadigheid of subsidies. Het gaat uiteindelijk om ons rechtmatig aandeel van alle hedendaagse verworvenheden. Toch wist deze enthousiaste en inspirerende jongeman mij ervan te overtuigen dat dit een goed initiatief was. Het past helemaal en is gebed in de tegenwoordige ontwikkeling dat op veel plaatsen – schijnbaar onafhankelijk van elkaar – stemmen opgaan en initiatieven worden genomen om van al het gedelibereer over hoe een en ander zou moeten over te gaan tot toepassing van het idee. Het blijkt dat hij hiermee een veel grotere bekendheid van de mogelijkheid van een basisinkomen genereert door alle media aandacht die hij ermee krijgt dan tot nog toe. Bovendien blijkt het een groot succes. Op de betreffende website wordt verteld dat op het ogenblik 2.486 mensen al 3 Basisinkomens hebben mogelijk gemaakt. Dezen zullen op 18 september aanstaande worden verloot onder de mededingers. Van 19.297 mensen is er te lezen hoe een basisinkomen 45851 zaken in hun leven zou veranderen.

De afgelopen week hebben er verschillende evenementen plaatsgevonden zoals u op de website voor de week van het basisinkomenhebt kunnen zien. Zondagavond 21 september was de afsluiter een Tegenlicht aflevering van de VPRO op NPO 2 waarna aansluitend de week daarom diversen Tegenlicht Meetups in verschillende steden en een avond over het Basisinkomen in Tilburg.

In een van de volgende aflevering van deze brief hoop ik van deze verschillende evenementen verslag uit te kunnen brengen.

Met vriendelijke groet,

Adriaan Planken,

Het bericht Basisinkomen actueel 21 september 2014 week 38 verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.

Het recht op luiheid – Paul Lafarque

Voorwoord

In de boezem van de commissie voor het lager onderwijs van 1849 zei de heer Thiers: “Ik wil de invloed van de geestelijkheid almachtig maken, omdat ik op haar reken om deze goede filosofie te verbreiden die de mens leert dat hij hier op aarde is om te lijden en niet die andere filosofie die integendeel tot de mens zegt: geniet.” De heer Thiers omschreef aldus de moraal van de burgerlijke klasse, waarvan hij het wrede egoïsme en het bekrompen verstand belichaamde.

Toen de bourgeoisie streed tegen de adel die ondersteund werd door de geestelijkheid kwam zij openlijk op voor het vrije onderzoek en het atheïsme, maar nadat zij had overwonnen veranderde zij van toon en gedrag. Thans beoogt zij haar economische en politieke opperheerschappij met de godsdienst te schragen. In de vijftiende en zestiende eeuw had zij blijmoedig de heidense traditie hervat en verheerlijkte zij het vlees en zijn hartstochten die door het christendom werden afgewezen; in onze dagen, nu zij overvol is van goederen en vreugden, verloochent zij het onderricht van haar eigen denkers, mannen zoals Rabelais en Diderot, en predikt zij aan de loondienaren de onthouding. De kapitalistische moraal, een deerniswekkende parodie op de christelijke zedenleer, treft met haar banvloek het lijf van de arbeider, zij stelt zich als ideaal de voortbrenger te doen berusten in het uiterste minimum aan behoeften, zijn vreugden en hartstochten te doden en hem te veroordelen tot de rol van een machine die zonder rust of genade arbeid levert.

De revolutionaire socialisten moeten de strijd hervatten die de filosofen en pamflettisten van de bourgeoisie gestreden hebben, zij moeten ten aanval trekken tegen de moraal en de sociale theorieën van het kapitalisme, zij behoren in de hoofden van de klasse die tot de daad wordt opgeroepen de vooroordelen te slopen die door de heersende klasse daarin zijn gezaaid, zij moeten in het gezicht van de huichelaars van elke moraal verkondigen dat de aarde zal ophouden het tranendal te zijn van de arbeider, dat in de communistische maatschappij van de toekomst die we ‘vreedzaam indien mogelijk, en anders met geweld’ zullen vestigen aan de menselijke hartstochten de vrije teugel gelaten zal worden, want “alle zijn zij van nature goed, we hebben niets te vermijden dan hun verkeerde aanwending en hun buitensporigheden”[1] en die zullen slechts worden vermeden door hun onderlinge opheffing door de harmonische ontwikkeling van het menselijk organisme, want, aldus doctor Beddoe, “slechts wanneer een ras zijn maximum aan fysieke ontwikkeling bereikt stijgt het tot zijn hoogtepunt van geestkracht en zedelijk vermogen”. Dit was ook de mening van de grote natuurkundige Charles Darwin [2]

De weerlegging van het Recht op arbeid die ik opnieuw publiceer met enige aanvullende noten verscheen in het weekblad l’égalité van 1880, in de tweede serie.

Gevangenis van Sainté-Pélagie, 1883

P.L.

Laten we lui zijn in alle dingen,

behalve in het lief hebben en drinken,

behalve in het luieren.

Lessing

I

Een rampzalig dogma

Een zonderlinge waanzin heeft de arbeidersklasse bevangen van de landen waarin de kapitalistische beschaving overheerst. Deze verdwazing sleept in haar gevolg de individuele en sociale ellenden mee die sinds twee eeuwen het droeve mensdom martelen. Deze waanzin is de liefde voor de arbeid, de woedende hartstocht om te werken, voortgezet tot aan de uitputting van de levenskrachten van de enkeling en zijn nakomelingschap. In plaats van tegen deze geestelijke afwijking in te gaan hebben de priesters, de economen, de moralisten de arbeid allerheiligst verklaard. Als verblinde en beperkte mensen hebben zij wijzer willen zijn dan hun God; als zwakke en verachtelijke lieden hebben ze in ere willen herstellen hetgeen hun God had vervloekt. Ik, die niet belijd christen te zijn, noch in economisch noch in moralistisch opzicht, ik teken van hun oordeel hoger beroep aan bij hun eigen God, en eerder dan op de voorschriften van hun godsdienstige, economische, vrijdenkende moraal die zij prediken beroep ik mij op de afschrikwekkende gevolgen van de arbeid in de kapitalistische samenleving.

In de kapitalistische maatschappij is de arbeid de oorzaak van alle geestelijke verwording, van alle organische misvorming. Vergelijk het volbloedpaard uit de stallen van Rothschild, verzorgd door een bende tweehandige bedienden, met het zware werkdier uit de Normandische boerderijen dat de aarde bewerkt, de mest versjouwt, de oogst naar de schuur brengt. Bezie de edele wilde die de zendelingen van de handel en de handelaren van de godsdienst nog niet met het christendom, de syfilis en het dogma van de arbeid hebben bedorven, en bezie vervolgens onze ellendige slaven van de machines [3].

Wanneer men in ons geciviliseerde Europa een spoor wil terugvinden van de oorspronkelijke schoonheid van de mens moet men dat gaan zoeken bij de volken waar de economische vooroordelen de haat jegens de arbeid nog niet hebben uitgeroeid. Spanje dat — helaas! — degenereert kan er zich op laten voorstaan minder fabrieken te bezitten dan wij gevangenissen en kazernes. Maar de kunstenaar verheugt er zich over de stoutmoedige Andalusiër te kunnen bewonderen, bruin als kastanjes, recht en buigzaam als een twijg van staal; en het mannenhart springt op bij het horen hoe de bedelaar, fier gehuld in zijn kapotte capa, hertogen van Osuna met amigo aanspreekt. Voor de Spanjaard, in wie het primitieve dier niet is afgestompt, is de arbeid de ergste vorm van slavernij [4]. De Grieken van het Grote Tijdvak hadden ook slechts minachting voor de arbeid; slechts aan de slaven was het toegestaan te werken: de vrije mens kende alleen de lichamelijke oefeningen en de spelen van de geest. Dit was dan ook de tijd dat men wandelde en ademde te midden van lieden als Aristoteles, Phidias, Aristophanes; dat was de tijd waarin een handvol dapperen te Marathon de horden verpletterde uit Azië dat Alexander weldra zou veroveren. De wijsgeren van de Oudheid onderwezen de verachting voor de arbeid, deze vernedering van de vrije mens — de dichters bezongen de luiheid, dit geschenk der Goden: ‘O Meliboe Deus nobis haec otia fecit’ [5].

Christus predikte in zijn bergrede de luiheid: ‘Let op de leliën des velds, hoe zij groeien: zij arbeiden niet en spinnen niet; en ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze? (Mattheus 6:29). Jehovah, de baardige en afstotende god gaf zijn aanbidders het verhevenste voorbeeld van de ideale luiheid: na zes dagen van arbeid rustte hij voor de eeuwigheid uit.

Welke zijn daartegenover de volksrassen waarvoor de arbeid een levensnoodzaak is? De Auvergnaten; de Schotten, deze Auvergnaten van de Britse eilanden; de Galiciërs, deze Auvergnaten van Spanje; de Chinezen, deze Auvergnaten van Azië [6]. Welke zijn in onze maatschappij de klassen die de arbeid minnen om de arbeid? De bezittende boeren, de kleine burgers: genen gebogen over hun akkers, dezen geknecht in hun winkels, wroeten nog als de mol in zijn onderaardse gang en verheffen zich nooit om op hun gemak de natuur te bewonderen.

En toch heeft het proletariaat, de grote klasse die alle voortbrengers van de geciviliseerde volken omvat, de klasse die — door zichzelf te bevrijden — de mensheid moet verlossen van de verslavende arbeid en die van het menselijke dier een vrij wezen moet maken, toch heeft het proletariaat, door zijn instincten te verraden en zijn historische zending te verloochenen, zich laten verderven door het dogma van de arbeid. Wreed en verschrikkelijk is zijn bestraffing geweest. Alle individuele en sociale ellenden zijn geboren uit zijn hartstocht voor de arbeid.

II

Zegeningen van de arbeid

In 1770 verscheen in Londen een anoniem geschrift getiteld An Essay on Trade and Commerce. Het maakte toentertijd een zeker gerucht. De schrijver ervan, een groot mensenvriend, was er over verontwaardigd dat “het industriële gepeupel van Engeland zich het waandenkbeeld in het hoofd had gezet dat alle individuen die het volk samenstellen (in hun hoedanigheid van Engelsen en door hun geboorterecht) het voorecht hebben vrijer en onafhankelijker te zijn dan de arbeiders van welk ander land van Europa ook. Deze opvatting kan haar nut hebben voor soldaten wier dapperheid aldus wordt aangewakkerd maar hoe minder de fabrieksarbeiders er mee behept zijn hoe beter dat is voor henzelf en voor de staat. Arbeiders zouden zich nooit als onafhankelijk mogen beschouwen van degenen die boven hen staan. Het is uitermate gevaarlijk dergelijke bevliegingen aan te moedigen in een handelsstaat als de onze, waarin misschien zevenachtste van de bevolking slechts weinig of geen eigendom heeft. De genezing zal niet volledig zijn zolang onze armen uit de industriecentra er niet in zullen berusten zes dagen te werken voor dezelfde som gelds die ze nu in vier dagen verdienen.”

Op deze wijze, bijna een eeuw voor Guizot [7], predikte men in Londen openlijk de arbeid als een rem op de edele aandriften van de mens. Op 5 mei 1807 schreef uit Osterode [8] Napoleon: “Hoe meer mijn volken zullen werken, hoe minder ondeugden er zullen zijn… Ik ben het gezag… en ik zou geneigd zijn te bevelen dat des zondags nadat de erediensten voorbij zijn de winkels weer geopend zouden worden en de arbeiders weer aan het werk zouden gaan”. Om de luiheid uit te rukken en de gevoelens van fierheid en onafhankelijkheid welke zij kweekt neer te drukken, stelde de schrijver van de Essay on Trade voor de armen op te sluiten in ideale werkhuizen (ideal workhouses) die ‘huizen met een schrikbewind’ zouden worden “waarin men veertien uur per dag zou laten werken, zodat — de tijd der maaltijden afgetrokken — er twaalf volle en volledige werkuren zouden overblijven”.

Twaalf uur arbeid per dag, dat was het ideaal van de filantropen en moralisten uit de achttiende eeuw. Hoezeer hebben we dit ‘nec plus ultra’ al achter ons gelaten! De moderne werkplaatsen zijn ideale verbeteringshuizen geworden, waarin men de werkende massa’s opsluit, waarin men ze gedurende twaalf en veertien uur tot dwangarbeid veroordeelt, niet slechts de mannen maar ook de vrouwen en kinderen [9]. En dan te moeten zeggen dat de zonen van de helden van de Terreur [10]zich zodanig door de religie van de arbeid hebben laten verlagen dat ze na 1848 als een revolutionaire overwinning de wet hebben aanvaard die de arbeid in de werkplaatsen tot twaalf uur beperkte; zij proclameerden als een revolutionair beginsel het ‘recht op arbeid’. Schande over het Franse proletariaat! Alleen slaven zouden tot zulk een laagheid in staat zijn geweest. Er zouden twintig jaar van kapitalistische civilisatie nodig zijn geweest voor een Griek uit de heldhaftige tijden om zulk een vernedering te bedenken.

En als de smarten van de dwangarbeid, als de kwellingen van de honger zich op het proletariaat hebben gestort, talrijker dan de sprinkhanen uit de Bijbel, dan heeft deze vernedering ze over hen aangeroepen.

De arbeid die in juni 1848 de arbeiders eisten met de wapens in de hand hebben zij ook opgelegd aan hun gezinnen; zij hebben hun vrouwen en kinderen aan de industriebaronnen uitgeleverd. Met hun eigen handen hebben zij hun huiselijke haard afgebroken, met hun eigen handen hebben zij de melk van hun vrouwen doen opdrogen: deze ongelukkigen die zwanger waren of haar zuigelingen zoogden hebben in de mijnen en fabrieken de ruggen moeten krommen en haar zenuwen moeten uitputten, met hun eigen handen hebben de arbeiders het leven en de kracht van hun kinderen gebroken.

Schande over de proletariërs! Waar zijn die kloeke huismoeders gebleven van wie onze middeleeuwse vertellingen en onze oude verhalen spreken, stoutmoedig in het gesprek, zonder blad voor de mond en niet vies van de fles?[11] Waar zijn die vrolijke vrouwtjes, altijd op stap, altijd aan het bekokstoven, altijd aan het zingen, altijd aan het uitzaaien van leven, bezig vreugde te verwekken, zonder pijnen gezonde en sterke kinderen te baren?… Thans hebben wij meisjes en vrouwen uit de fabriek, schamele bloemen met bleke kleuren, het bloed zonder rode schittering, de maag ontredderd, de ledematen verkwijnd!… Zij hebben nooit het stoere plezier gekend en zouden niet lustig kunnen vertellen hoe zij eens ontmaagd zijn geworden! En de kinderen? Twaalf uur arbeid voor de kinderen! Deze ellende! Maar alle Jules Simon’s van de Academie voor de wetenschappen der politieke moraal, alle Germiny’s van de Jezuïeterij hadden geen ondeugd kunnen uitvinden die afstompender was voor het verstand der kinderen, verderfelijker voor hun instincten, verwoestender voor hun organisme dan de arbeid in de verpeste atmosfeer van de kapitalistische werkplaats.

Ons tijdperk, zegt men, is de eeuw van de arbeid; het is inderdaad de eeuw van de smart, van de ellende en het bederf.

En niettemin hebben de burgerlijke filosofen en economen, van de pijnlijk verwarde Auguste Comte tot aan de bespottelijk klare Leroy-Beaulieu, de burgerlijke letterkundigen van de kwakzalverachtig romantische Victor Hugo tot aan de kinderlijk bespottelijke Paul de Kock… allen hebben de walgelijke liederen aangeheven ter ere van God Vooruitgang, oudste zoon van God Arbeid. Als men ze hoort zou het geluk op aarde op het punt staan te regeren: men kon de komst ervan al ruiken. Ze gingen in de voorbijgegane eeuwen vorsen in de feodale stof en ellende om tegen de sombere achtergronden van voorheen de geneugten der huidige tijden beter te doen uitkomen. Hoe hebben ze ons verveeld, die zatgevreten, die voldane kerels, tot voor kort nog leden van het dienstpersoneel der grote edellieden, thans letterknechten van de bourgeoisie, met vette jaargelden… hoe hebben ze ons de keel uitgehangen met de boer van de woordenkramer La Bruyère! Welnu, hier is dan het schitterende tafereel van de proletarische genietingen in het jaar van kapitalistische vooruitgang 1840, geschilderd door een van hen, door doctor Villermé, lid van het Institut Français, dezelfde die in 1848 deel uitmaakte van dit genootschap van geleerden (Thiers, Cousin, Passy, Blanqui — de académicien — behoorden er toe) dat onder de massa’s de dwaasheden van de burgerlijke economie en moraal propageerde [12].

Dr. Villermé spreekt van de industriële Elzas, de Elzas van lieden als Kestner en Dollfus, deze bloemen van de filantropie en het republicanisme der nijveren. Maar laten we voordat de doctor ons het tafereel schetst der proletarische ellenden luisteren naar een Elzasser fabrikant, de heer Th. Mieg, van de firma Dollfus, Mieg en Co, terwijl hij de toestand schildert van de ambachtsman uit de vroegere nijverheid: “Te Mulhouse, vijftig jaar geleden (in 1813, toen de moderne mechanische industrie werd geboren) waren de arbeiders allen kinderen van de bodem, die woonden in de stad en in de omringende dorpen en bijna allen een eigen huis en vaak een kleine akker bezaten” [13]. Dat was de gouden tijd van de werker… Maar toen overstroomde de Elzassische industrie de wereld nog niet met haar katoentjes en maakte zij de Dollfus’ en de Koechlins niet tot miljonair. Vijfentwintig jaar later echter, toen Villermé de Elzas bezocht, had de moderne minotaurus, de kapitalistische fabriek het land veroverd; in haar geeuwhonger naar menselijke arbeidskracht had ze de arbeiders uit hun haardsteden weggerukt om hen beter te kunnen uitwringen en om beter de arbeid te kunnen uitknijpen die ze bevatten. Bij duizenden kwamen de werkers aanhollen op het gefluit van de machine. “Een groot aantal”, zei Villermé, “vijfduizend op de zeventienduizend, waren door de duurte van de huishuur gedwongen in de naburige dorpen te wonen. Sommigen huisden op twee mijl en zelfs twee en een kwart mijl van de fabriek waarin zij werkten.

In Mulhouse, in Dornach begon het werk om vijf uur des morgens en eindigde om vijf uur in de namiddag, in zomer en winter… Men moet ze elke ochtend in de stad zien aankomen en ze elke avond zien vertrekken. Onder hen zijn er een menigte bleke, magere vrouwen die blootsvoets door de modder waden en die bij gebrek aan een regenscherm als het regent of sneeuwt de onderkant van hun schorten of rokken boven over het hoofd trekken om gezicht en hals te beschermen; een nog aanzienlijker aantal jonge kinderen zijn niet minder vuil, niet minder bleek, in lompen gehuld, helemaal vet van de olie der weefgetouwen die hen bezoedelt als ze werken. Deze laatsten, beter tegen de regen beschut door de ondoordringbaarheid van hun kleren, hebben zelfs niet — zoals de vrouwen over wie we zo juist spraken — aan de arm een mand met mondvoorraad voor de dag; maar ze dragen het stuk brood dat hen moet voeden tot aan het uur van hun thuiskomst in de hand, of zij stoppen het onder hun buis of waar ze kunnen.

Zo komt zich voor deze ongelukkigen bij de vermoeienis van een mateloos lange dag — van immers minstens vijftien uur — nog de afmatting voegen van het zo veelvuldige en zo zware komen en gaan. Daar vloeit uit voort dat ze des avonds thuis komen overmand door de behoefte om te slapen en dat ze de volgende dag weer het huis uitgaan voordat ze volledig zijn uitgerust, om maar op het openingsuur in de werkplaats te zijn”.

En hier zijn dan de krotten waarin degenen waren op gehoopt die in de stad woonden: “Ik heb in Mulhouse, in Dornach en in de omgeving daarvan die ellendige vertrekken gezien waarin twee gezinnen ieder in een hoek sliepen, op stro dat op de stenen vloer was geworpen en dat door twee planken bijeen werd gehouden… Deze bittere armoe, waarin de arbeiders van de katoenindustrie in het departement van de Boven-Rijn leven is zo diep dat ze tot droevig gevolg heeft dat de helft der kinderen in de gezinnen van de wevers en de arbeiders van de katoenspinnerijen ophouden te leven voordat ze het tweede jaar bereikt hebben, terwijl in de gezinnen van de fabrikanten, handelaren, lakenkopers, fabrieksdirecteuren de helft der kinderen de leeftijd bereikt van een en twintig jaar.”

Als Villermé spreekt over de arbeid in de fabriek voegt hij er aan toe: “Dit is geen werk, geen taak, het is een kwelling, en men legt die op aan kinderen van zes tot acht jaar… Het is deze lange dagelijkse martelgang die vooral de arbeiders in de katoenspinnerijen ondermijnt.” En wat de duur betreft van de arbeid merkte Villermé op dat de dwangarbeiders van de strafkolonies slechts tien uur werkten, de slaven van de Engelsen gemiddeld negen uur, terwijl er in Frankrijk (dat de revolutie van 1789 had gemaakt, dat de hoogdravende ‘Mensenrechten’ had geproclameerd) “fabrieken bestonden waarin de werktijd zestien uur bedroeg, waarvan men de arbeiders anderhalf uur voor de maaltijden toestond”[14].

O ellendige misgeboorte van de revolutionaire beginselen der bourgeoisie! O, sombere geschenken van haar God Vooruitgang! De filantropen roepen degenen uit tot weldoeners van de mensheid die — om zich met niets doen te verrijken — werk geven aan de armen; beter ware het de pest te verbreiden en de waterbronnen te vergiftigen dan een fabriek op te richten temidden van een plattelandsbevolking. Voert de fabrieksarbeid in, dan: vaarwel vreugde, gezondheid, vrijheid, vaarwel alles wat het leven mooi maakt en waard te worden geleefd [15].

En de economen gaan dan voort tot de arbeiders te herhalen: Werkt om de maatschappelijke rijkdom te vermeerderen! Maar toch antwoordt een econoom (Destutt de Tracy) hun: “In arme landen, daar leeft het volk op zijn gemak; in de rijke landen, daar is het volk doorgaans arm”. En zijn leerling Cherbulliez vervolgt: “De arbeiders zelf dragen bij — door mee te werken aan de opeenhoping der productieve kapitalen — aan de historische ontwikkeling die hen vroeg of laat moet beroven van een deel van hun loon.” Maar daarop antwoorden de economen, verdoofd en zwakzinnig geworden door hun eigen duister gekrijs: ‘Arbeidt, arbeidt altijd om uw welzijn te scheppen!’ En uit naam van de christelijke zachtmoedigheid zingt zalvend een geestelijke van de anglicaanse kerk, de eerwaarde Towsend: “Werkt, werkt, dag en nacht; door te arbeiden doet gij uw ellende toenemen en uw ellende ontheft ons van de noodzaak u de arbeid op te leggen door de kracht van de wet. De wettelijke dwang om te werken geeft te veel moeite, eist te veel geweld en wekt te veel gerucht; de honger daarentegen is niet alleen een vreedzaam, stilzwijgend, onophoudelijk dwangmiddel, maar hij ontlokt ook — als de natuurlijkste drijfveer van de arbeid en de nijverheid — de machtigste inspanningen”.

Arbeidt, arbeidt proletariërs, om het maatschappelijke vermogen en uw individuele ellenden te vergroten. Werkt, werkt opdat gij — steeds armer wordende — meer reden hebt te werken en rampzalig te zijn. Zo is de onverbiddelijke wet van de kapitalistische productie.

Omdat de proletariërs, door het oor te lenen aan de bedrieglijke woorden van de economen, zich met lijf en ziel hebben overgeleverd aan de ondeugd van de arbeid storten zij de gehele maatschappij in de industriële crises van overproductie die het maatschappelijke bestel doorschokken. Dan, omdat er een overvloed is van koopwaar en een tekort aan kopers, worden de werkplaatsen gesloten en striemt de honger de arbeidersbevolkingen met zijn duizendvoudige zweep. De proletariërs, afgestompt door het dogma van de arbeid en zonder te begrijpen dat de overmatige arbeid die zij zichzelf hebben opgelegd in de tijd van zogenaamde welvaart de oorzaak is van hun huidige ellende, zouden naar de korenschuur moeten snellen en roepen: “We hebben honger, we willen eten, het is waar dat we geen rode duit hebben, maar hoezeer we dan ook tot bedelaars zijn geworden, wij zijn het toch die het koren hebben geoogst en de druiven hebben gelezen.”

Zij zouden de magazijnen moeten belegeren van de heer Bonnet uit Jujurieux, de uitvinder van de ‘industriële kloosters’ [16] om uit te roepen: “Meneer Bonnet, hier komen uw stijfsters, uw zijdetwijnsters, uw spinsters, uw weefsters. Zij rillen onder hun katoentjes die zo opgelapt zijn dat ze tranen ontlokken aan het oog van een jood, en toch zijn zij het die de zijden japonnen hebben gesponnen en geweven van de lichtekooien der hele christenheid. De arme stakkers hadden toen zij dertien uur per dag werkten geen tijd om aan haar toilet te denken en nu zijn ze werkloos en kunnen de zijden stoffen die zij bewerkt hebben door anderen laten ritselen. Zodra zij haar melktanden hadden verloren hebben ze zich toegewijd aan het maken van uw fortuin en hebben zij zelf in ontbering geleefd; nu hebben ze vrije tijd en willen een beetje genieten van de vruchten van hun arbeid. Kom aan, meneer Bonnet, levert u zijden stoffen, de heer Harmel zal zijn neteldoek verschaffen, de heer Pouyer-Quertier zijn katoentjes, de heer Pinet zijn laarsjes voor haar dierbare koude en vochtige voetjes… Gekleed van top tot teen en zwierig zullen zij voor u een genoegen zijn om aan te zien. Kom aan, geen uitvluchten: gij zijt een vriend van de mensheid nietwaar, en op de koop toe een christen? Stelt ter beschikking van uw arbeidsters het vermogen dat zij met het vlees van haar vlees voor u hebben opgebouwd. U bent een vriend van de handel? Vergemakkelijkt de omloop der koopwaren – de verbruikers die u zoekt zijn hier: opent hun onbeperkte kredieten. U acht u wel verplicht die te verlenen aan kooplieden die gij bij God niet kent, die u niets hebben gegeven, zelfs geen glas water. Uw arbeidsters zullen u betalen zoals zij kunnen. Als zij op de vervaldag kromme sprongen maken en weigeren haar wissels te betalen kunt u ze failliet laten verklaren, en als er bij hen niets in beslag valt te nemen moet u eisen dat ze u betalen met gebeden: ze zullen u dan naar het paradijs sturen, beter dan uw zwartrokken met hun neus die verstopt is door tabakssnuif.”

In plaats echter van te profiteren van de crisistijden ten bate van een algemene verdeling der producten en een allen omvattende jool gaan de arbeiders, terwijl zij van honger creperen, hun hoofden stoten tegen de fabriekspoorten. Zij belegeren de fabrikanten met hun bleke gezichten, vermagerde lijven, meelijwekkende vertogen: “Beste meneer Chagot, lieve meneer Schneider, geef ons werk, het is niet de honger maar de hartstocht voor de arbeid die ons kwelt!” En deze paupers die nauwelijks de kracht hebben overeind te blijven staan verkopen twaalf en veertien uur werk tweemaal zo goedkoop als toen zij brood op de plank hadden. En de industriële filantropen maar profiteren van de werkloosheid om goedkoper te fabriceren.

Terwijl de industriële crises de perioden van overmatige arbeid even noodlottig opvolgen als de nacht de dag en de gedwongen werkloosheid en de uitzichtloze ellende met zich meeslepen voeren zij ook het onverbiddelijke bankroet met zich. Zolang de fabrikant krediet heeft laat hij de vrije teugel aan de arbeidswoede, hij leent en hij leent opnieuw om de grondstoffen aan de arbeiders te verschaffen. Hij laat produceren zonder er aan te denken dat de markt overladen wordt en dat — als zijn goederen niet verkocht worden — zijn wissels toch zullen vervallen. In het nauw gedreven zal hij gaan smeken bij de jood, hij werpt zich aan zijn voeten, hij biedt hem zijn bloed, zijn eer. “Een klein beetje goud zou me beter te pas komen,” antwoordt echter de Rothschild. “U hebt twintig duizend paar kousen in voorraad, zij zijn twintig stuiver waard, ik neem ze over voor vier stuiver.” Als de jood de kousen heeft gekregen verkoopt hij ze voor zes en acht stuiver en steekt de spartelende rijksdaalders die jegens niemand verantwoording verschuldigd zijn in zijn zak. Maar de fabrikant is slechts teruggeweken in de hoop beter te kunnen aanvallen. Tenslotte komt de ineenstorting toch en de pakhuizen lopen over; dan gooit men zoveel goederen uit het venster dat men niet weet hoe ze ooit door de deur zijn binnengekomen. Op honderden miljoenen schat men de waarde van de vernietigde waren; in de afgelopen eeuw werden ze verbrand of in het water geworpen [17].

Maar alvorens tot dit besluit te komen doorkruisen de fabrikanten de wereld op zoek naar afzetgebieden voor de goederen die zich ophopen. Zij dwingen hun regering gebieden als de Congo in te lijven, zich meester te maken van gewesten als Tonkin, met kanonschoten de muren van China omlaag te halen teneinde daar hun katoentjes te kunnen afzetten. In de afgelopen eeuwen voerden Frankrijk en Engeland een strijd op leven en dood over de vraag wie het uitsluitende voorrecht zou krijgen in Amerika of Indië te verkopen. Duizenden jonge en krachtige mannen hebben de zeeën rood gekleurd met hun bloed gedurende de koloniale oorlogen van de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw.

De kapitalen zijn even overvloedig als de koopwaren. De geldschieters weten niet waar ze te investeren; ze gaan dan bij de gelukkige volken die luieren in de zon terwijl ze sigaretten roken spoorwegen aanleggen, fabrieken oprichten en de vloek van de arbeid invoeren. En deze export van Franse kapitalen eindigt op een goede dag met diplomatieke verwikkelingen: in Egypte stonden Frankrijk, Engeland en Duitsland op het punt elkaar in de haren te vliegen om uit te maken welke woekeraars het eerst betaald zouden worden; met oorlogen in Mexico waar men Franse soldaten heen stuurt om op te treden als deurwaarders om onbetaalde schulden te vorderen [18].

Deze individuele en maatschappelijke ellenden, hoe groot en onnoemlijk zij ook zijn, hoe eeuwigdurend ze ook lijken, zullen heenvlieden zoals de hyena’s en de jakhalzen bij de nadering van de leeuw wanneer het proletariaat zal zeggen: ‘Ik wil het.’ Maar opdat het proletariaat tot bewustzijn komt van zijn macht moet het de vooroordelen van de christelijke, economische of vrijdenkersmoraal met de voeten treden, het moet terugkeren tot zijn natuurlijke instincten, de ‘Rechten van de luiheid’ proclameren die duizend en duizend maal edeler en heiliger zijn dan de teringachtige ‘Rechten van de Mens’, die bekokstoofd zijn door de metafysische verdedigers van de burgerlijke revolutie. Laat het proletariaat er zichzelf toe dwingen slechts drie uur per dag te werken en de rest van de dag en de nacht niets te doen en te brassen.

Tot hiertoe is mijn taak gemakkelijk geweest: ik behoefde slechts werkelijke kwalen, aan ons allen helaas wel bekent, te beschrijven. Maar het proletariaat ervan te overtuigen dat de moraal die men het heeft ingeprent verdorven is, dat de ongebreidelde arbeid waaraan het zich sinds het begin van de eeuw heeft overgeleverd de verschrikkelijkste gesel is die ooit de mensheid heeft getroffen, dat de arbeid pas dan een bijkomende specerij zal worden van genoegens der luiheid, een weldoende oefening voor het menselijk organisme, een hartstocht die nuttig zal zijn voor het maatschappelijk organisme wanneer hij met wijsheid zal worden geregeld en beperkt zal zijn tot een maximum van drie uur per dag… dat is een zware taak die mijn krachten te boven gaat — alleen fysiologen, hygiënisten, communistische economen zouden dat kunnen ondernemen. In de bladzijden die volgen zal ik me er toe beperken aan te tonen dat men — gegeven de moderne productiemiddelen en hun onbegrensd vermogen om voort te brengen — de buitensporige hartstocht van de arbeiders voor de arbeid moet bedwingen en hen moet verplichten de producten die ze voortbrengen te verbruiken.

III

Wat er volgt op de overproductie

Een Griekse dichter uit de tijd van Cicero, Antiparos, bezong op deze wijze de uitvinding van de watermolen (voor het malen van graan) die de slavinnen zou bevrijden en de gouden eeuw zou doen weerkeren: “Spaart, o molenaarsters, uw arm die de molensteen doet draaien, en slaapt vreedzaam! Laat de haan u vergeefs waarschuwen dat de dag is aangebroken! Godin Dao heeft aan de nimfen de arbeid der slaven opgedragen en daar huppelen ze vrolijk over het rad, en daar draait de door hen in beweging gebrachte as die met zijn spaken de zware molensteen doet ronddraaien. Laten we het leven van onze vaderen leven en laten we ons in nietsdoen verheugen over de gaven die de godin verleent”. Helaas, de vrije tijd die de heidense dichter aankondigde is niet gekomen; de blinde, verdorven en moordende arbeidsdrift vervormt de bevrijdende machine in een werktuig ter verslaving van de vrije mensen: haar voortbrengingsvermogen verarmt hen.

Een goede arbeidster maakt met de spoel slechts vijf mazen per minuut, bepaalde mechanische weefgetouwen maken er dertigduizend in dezelfde tijd. Elke minuut van de machine staat dus gelijk met honderd uren werk van de arbeidster, of wel, elke minuut arbeid van de machine verschaft aan de arbeidster tien dagen rust. Wat waar is voor de textielnijverheid is min of meer van kracht voor alle industrieën die zijn vernieuwd door de moderne mechanisering. Maar wat zien we? Naarmate de machine wordt vervolmaakt en de arbeid van de mens wordt verricht met een onophoudelijk toenemende snelheid en nauwkeurigheid verdubbelt de arbeider — in plaats van zijn vroeger genoten rust te verlengen — zijn ijver alsof hij wilde wedijveren met de machine. O zinloze en moordende concurrentie!

Opdat de wedijver tussen mens en machine zijn vrije loop zou nemen hebben de proletariërs de wijze wetten afgeschaft die de arbeid van de ambachtslieden der oude gilden beperkten; ze hebben de feestdagen geschrapt [19]. Denken ze soms, omdat de voortbrengers toentertijd slechts vijf van de zeven dagen werkten, dat ze slechts zouden leven van lucht en water, zoals leugenachtige economen dat vertellen? Loop heen! Ze hadden tijd om aardse vreugden te smaken, om te vrijen en pret te maken, om vrolijk feest te vieren ter ere van de verblijdende God van de Luilakkerij. Het nu sombere Engeland, gekerkerd in het protestantisme, heette toen ‘het vrolijke Engeland’ (Merry England). Rabelais, Quevedo, Cervantes en de onbekende schrijvers van schelmenromans doen ons watertanden met hun schilderingen van die monumentale braspartijen [20] waaraan men zich toen te goed deed tussen twee veldslagen en twee verwoestingen in, en waarin alles ‘met kommen vol ging’. Jordaens en de Vlaamse school hebben ze beschreven op hun blijdschap wekkende doeken. Verrukkelijke magen als die van Gargantua [21] wat is er van u geworden? Verheven breinen die het gehele menselijke denken hebben omvat, wat is er van u geworden? We zijn er wel op achteruit gegaan en wel verworden. De mateloze ontbering, de aardappel, de vervalste wijn en de Pruisische Schnaps, slim gecombineerd met de dwangarbeid, hebben onze lichamen verzwakt en onze geestvermogens verkleind. En dan vernauwt de mens zijn maag, dan verhoogt de machine haar voortbrengingskracht, dan preken de economen ons de malthusiaanse theorie [22], de godsdienst der onthouding en het dogma van de arbeid. Men zou hun de tong moeten uitrukken en die voor de honden moeten werpen.

Omdat de arbeidersklasse zich met haar simpele goedgelovigheid heeft laten indoctrineren, omdat ze zich met haar aangeboren onstuimigheid blindelings in de arbeid en de onthouding heeft gestort, heeft de kapitalistische klasse zich veroordeeld gezien tot de luiheid en het gedwongen genot, tot de onproductiviteit en de overconsumptie. Maar terwijl de overmatige arbeid van de werker zijn vlees verwondt en zijn zenuwen foltert is die arbeid ook rijk aan smarten voor de bourgeois.

De onthouding waartoe de productieve klasse zich zelf veroordeelt verplicht de bourgeoisie zich te wijden aan de overconsumptie van de producten die het proletariaat mateloos fabriceert. In het begin van de kapitalistische productiewijze, een of twee eeuwen geleden, was de bourgeois een ingetogen man, met redelijke en vreedzame zeden… Hij stelde zich tevreden, of min of meer tevreden, met zijn vrouw. Hij dronk slechts om zijn dorst te lessen en at alleen om zijn honger te stillen. Hij liet aan de hovelingen en de paleisdames de edele deugden van het losbandige leven. Heden ten dage is er geen zoon van een parvenu die zich niet verplicht acht de prostitutie te ontwikkelen en zijn lichaam als van kwikzilver te maken om een doel te geven aan het resultaat van de zware arbeid die de arbeiders der kwikmijnen zich opleggen. Er is geen bourgeois die zich niet volpropt met kapoenen vol truffels en een goed bereide Bordeaux om de pluimveefokkers van La Flèche en de wijnbouwers van Le Bordelais aan te moedigen. Bij deze karwei vervalt echter het lichaam snel, de haren vallen uit, de tanden gaan los zitten, de romp wordt misvormd, de ingewanden zwellen in de buik, de ademhaling wordt moeilijk, de bewegingen worden bezwaarlijk, de gewrichten verstijven, de vingerkootjes worden knobbelig. Andere rijkelui, te sukkelend om de vermoeienissen te kunnen verdragen van de uitspattingen, maar begiftigd met de knobbel van het burgerlijke fatsoen en bekrompen verstand [23] stompen hun hersenen af (zoals de Garnier’s van de politieke economie, de Acollá s van de rechtsfilosofie) om dikke slaapwekkende boeken uit te broeden teneinde de vrije tijd in beslag te nemen van de zetters en drukkers.

De vrouwen uit de hoge wereld leven een martelarenleven. Om de feeërieke toiletten die de naaisters zich uitsloven te vervaardigen te passen en goed te doen uitkomen schieten ze van de avond tot de ochtend van de ene japon in de andere. Urenlang leveren ze haar lege hoofden over aan de haarkunstenaars die tot elke prijs hun hartstocht willen uitleven voor het opbouwen van valse kapsels. Ingeregen in haar korsetten, in te nauwe rijglaarzen, met blote boezems die een huzaar zouden doen blozen draaien ze hele nachten rond op haar liefdadigheidsbals om een paar stuivers bijeen te zamelen voor de armelui. Heilige zielen!

Om zijn dubbele sociale functie te vervullen van rietproducent en overconsument moest de bourgeois niet alleen zijn bescheiden smaak geweld aandoen, zijn gewoonte om te werken van twee eeuwen geleden verliezen en zich overleveren aan de tomeloze weelde, de misselijkmakende maaltijden en de syfilisverwekkende losbandigheden, maar hij moest ook een enorme mensenmassa onttrekken aan de productieve arbeid om zich bedienden te verschaffen.

Hier zijn enige cijfers die bewijzen hoe ontzaglijk groot dat verlies aan voortbrengingskrachten is. Volgens de volkstelling van 1861 omvatte de bevolking van Engeland en Wales 20.066.224 personen, van wie 9.776.259 van het mannelijke en 10.289.965 van het vrouwelijke geslacht. Als men hiervan aftrekt wie te oud of te jong zijn om te werken, de vrouwen, de aankomende jongeren en de kinderen die niet productief zijn, verder de ‘ideologische’ beroepen zoals die van gouvernantes, politie, geestelijkheid, rechterlijke macht, leger, prostitutie, kunsten, wetenschappen enzovoort, vervolgens de lieden die uitsluitend bezig zijn de arbeid van anderen op te eten in de vorm van huur van onroerende goederen, interest, dividend en dergelijke… dan blijven er ruw geschat acht miljoen enkelingen van beide geslachten en allerlei leeftijden over, inbegrepen de kapitalisten die een rol spelen bij de voortbrenging, de handel, het geldwezen en wat dies meer zij. Op deze acht miljoen telt men:

Agrarische werkers, met inbegrip van de herders, de boerenknechten en meiden die bij de boer inwonen: 1.098.261.

Arbeiders van de katoen-, wol-, hennep-, vlas-, zijde- en breifabrieken: 624.607.

Arbeiders uit de steenkool- en ertsmijnen: 565.835.

Metaalarbeiders (hoogovens, walserijen enz.): 396998.

Huispersoneel: 1.208.648.

“Als we de textielarbeiders en de mijnwerkers bij elkaar optellen krijgen we het cijfer van 1.208.442; als we de eersten en die van de metaalfabrieken optellen krijgen we een totaal van 1.093.605 personen — dat wil zeggen telkens een kleiner getal dan dat van de moderne huisslaven. Dat is het prachtige resultaat van de kapitalistische exploitatie der machines” [24]. Bij heel deze klasse van bedienden, waarvan de omvang de hoogte aanduidt die door de kapitalistische beschaving is bereikt, moet men de talrijke klasse voegen van de ongelukkigen die uitsluitend bestemd zijn voor de bevrediging van de verkwistende en ijdele begeerten der rijke klassen: diamantslijpers, kantwerksters, borduursters, boekbinders van luxe-uitgaven, naaisters van luxekleding, stoffeerders van lustverblijven enzovoort [25].

Eenmaal neergehurkt in de volstrekte luiheid en gedemoraliseerd door de gedwongen genietingen heeft de bourgeoisie zich gewend aan haar nieuwe levenswijze, ondanks het kwaad dat zij ervan ondervond. Met afgrijzen zag zij elke verandering tegemoet. De aanblik van de ellendige levensvoorwaarden die met berusting door de arbeidersklasse werden aanvaard en die van de lichamelijke verwording veroorzaakt door de verdorven hartstocht voor de arbeid, vermeerderden nog de weerzin der bourgeoisie tegen elke arbeidsdwang en tegen elke beperking van genietingen.

Juist toen zetten de proletariërs zich in het hoofd aan de kapitalisten de arbeid op te leggen, zonder rekening te houden met de demoralisatie die de bourgeoisie zich als een maatschappelijke plicht had voorgeschreven. De onnozelen, zij namen de theorieën over de arbeid van de economen en de moralisten ernstig en zij gordden zich ten strijde om de praktijk ervan aan de kapitalisten zelf op te leggen. Het proletariaat hief de leuze aan: ‘Wie niet werkt zal niet eten.’ In 1831 kwam Lyon in opstand voor ‘lood of werk’. De gefedereerden van de Parijse Commune van maart 1871 verklaarden dat hun opstand de ‘Revolutie van de arbeid’ was.

Op deze losbarstingen van barbaarse woede die vernietigend was voor alle burgerlijke genot en luiheid konden de kapitalisten slechts antwoorden met de wreedste onderdrukking, maar ze weten dat — al hebben zij die revolutionaire uitbarstingen kunnen bedwingen — zij in het bloed van hun reusachtige moordpartijen niet het ongerijmde denkbeeld van het proletariaat hebben kunnen verdrinken de arbeid te willen opleggen aan de klassen van leeglopers en tafelschuimers. En om dit ongeluk af te wenden omgeven dezen zich met lijfwachten, politietroepen, overheidspersonen, en cipiers die in hun actieve improductiviteit onderhouden worden. Men kan zich geen illusie meer maken over de aard der moderne legers: zij worden slechts blijvend gehandhaafd om de ‘binnenlandse vijand’ te bedwingen — vandaar dat de forten van Parijs en Lyon niet gebouwd zijn om de stad te verdedigen tegen vreemde troepen maar om haar te verpletteren in geval zij in opstand komt. En als men een afdoend voorbeeld zou behoeven laten we dan wijzen op het leger van België, dit luilekkerland van het kapitalisme: zijn neutraliteit is gegarandeerd door de Europese mogendheden en toch is zijn leger een van de sterkste in verhouding tot zijn bevolking. De roemrijke slagvelden van het dappere Belgische leger zijn de vlakten van de Borinage en van Charleroi; in het bloed van de ongewapende mijnwerkers en arbeiders dompelen de Belgische officieren hun zwaarden en zo verzamelen zij hun epauletten. De Europese landen hebben geen nationale legers maar huurtroepen, en deze beschermen de kapitalisten tegen de volkswoede die hen zou willen veroordelen tot tien uur werk in de mijnen of in de spinnerijen.

Door zich zelf de buik in te snoeren heeft de arbeidersklasse dus bovenmatig de buik doen uitzetten van de bourgeoisie die tot overconsumptie is gedoemd. Om haar moeilijke taak te laten verlichten heeft de bourgeoisie uit de arbeidersklasse een grote groep mensen gehaald die zeer veel hoger staan dan de massa die bestemd bleef voor de nuttige productie, en zij heeft deze groep op haar beurt veroordeeld tot onproductiviteit en overconsumptie. Maar die kudde van nutteloze eters is niet voldoende, ondanks haar onverzadigbare vraatzucht, om alle goederen te verbruiken die worden geproduceerd door de arbeiders die — afgestompt door het dogma van de arbeid — er niet over nadenken of men wel mensen zal vinden om ze op te maken.

Tegenover deze dubbele waanzin der arbeiders, zich uit te putten door overmatige arbeid en het bestaan voort te slepen in onthouding, is het grote vraagstuk van de kapitalistische productie niet meer om voortbrengers te vinden en hun krachten te vertienvoudigen, maar verbruikers te ontdekken, hun begeerten aan te wakkeren en bij hen kunstmatige behoeften te scheppen. Omdat de Europese arbeiders die rillen van kou en van honger weigeren de stoffen te dragen die zij weven en de wijnen te drinken die zij oogsten moeten de arme fabrikanten als dollen naar onze tegenvoeters hollen om uit te zoeken wie de kleren moet dragen en wie de wijnen kan drinken: voor honderden miljoenen en miljarden exporteert Europa elk jaar naar de vier hoeken van de wereld, naar volksstammen die daar volstrekt geen behoefte aan hebben [26]. Maar de doorzochte vastelanden zijn niet uitgestrekt genoeg meer, men heeft onbetreden gebieden nodig. De Europese fabrikanten dromen dag en nacht van Afrika, van het Saharameer, de Soedanspoorweg. Met spanning volgen zij de vorderingen van de Livingstone’s, de Stanley’s, de Duchaillu’s, de Debrazza’ s. Met open mond luisteren zij naar de verbazingwekkende verhalen van deze moedige ontdekkingsreizigers. Hoeveel onbekende wonderen verbergt het ‘zwarte continent’! Velden zijn bezaaid met olifantstanden, rivieren van kokosolie voeren lovertjes mee van goud, miljoenen blote konten, naakt als het gelaat van Dufaure of van Girardin [27] wachten op katoentjes om kennis te maken met het fatsoen, flessen brandewijn en bijbels om de deugden van de beschaving te leren kennen.

Maar alles blijft onvoldoende: bourgeois die zich vol stoppen, de klasse van het huispersoneel die de voortbrengende klasse overtreft, vreemde en barbaarse volken die men volpropt met Europese waren, niets kan er in slagen de bergen van producten af te zetten die zich ophopen, hoger en geweldiger dan de piramiden van Egypte: de productiviteit van de Europese arbeiders daagt elke consumptie, elke verkwisting uit. De dol geworden fabrikanten weten niet meer waar ze het zoeken moeten, ze kunnen de grondstoffen niet meer vinden om de werklieden te bevredigen. In onze departementen met wolindustrie rafelt men vuile en halfvergane vodden uit en maakt men er zogenaamde ‘renaissance lakens van die een even lange levensduur hebben als verkiezingsbeloften. In Lyon verzadigt men de zijdevezels met minerale zouten die — terwijl zij het gewicht vermeerderen — ze brokkelig maken en weinig bruikbaar, in plaats van hun eenvoud en natuurlijke soepelheid te ontzien. Al onze producten zijn vervalst om er de afzet van te vergemakkelijken en de duurzaamheid ervan te verkorten. Ons tijdvak moet ‘de eeuw van de vervalsing’ worden genoemd, zoals de eerste perioden der mensheid de namen van ‘stenen tijdperk’ en ‘bronzen tijdperk’ hebben ontvangen, naar de aard van hun productie. Onwetenden beschuldigen onze vrome industriëlen van vervalsing, terwijl de gedachte die hen bezielt in werkelijkheid is werk te verschaffen aan de arbeiders die er niet in kunnen berusten met de armen over elkaar gekruist te leven. Deze vervalsingen, die al enige beweegreden dus een gevoel van menselijkheid hebben — hoewel zij schitterende winsten opleveren aan de fabrikanten die ze toepassen, rampzalig zijn voor de hoedanigheid van de goederen en een onuitputtelijke bron van verkwisting van menselijke arbeid zijn — bewijzen de menslievende vindingrijkheid der bourgeois en de afschuwelijke ontaarding der arbeiders die om hun arbeidsdrift te bevredigen de industriëlen verplichten de stem van hun geweten te smoren en zelfs de wetten van het fatsoen in de handel te verkrachten.

En niettemin, ondanks de overproductie van goederen, ondanks de industriële vervalsingen overstelpen de arbeiders de markt onnoemlijk terwijl zij smeken: Arbeid! Arbeid! Hun overvloedige productie zou hen moeten verplichten om hun hartstocht te beteugelen — integendeel: ze drijft die tot de hoogste graad in hen op. Als zich een kans op arbeid voordoet rennen. ze er op af, dan eisen ze twaalf, veertien uur voor zich op om er zat van te kunnen zijn en de volgende dag zie je ze opnieuw de straat op gegooid zonder iets om nog hun ondeugd te kunnen bevredigen. Elk jaar komen in de industrieën de perioden van werkloosheid terug met de regelmaat der seizoenen. Op de overmatige arbeid die moordend is voor het menselijk lichaam volgt de volstrekte rust gedurende twee tot vier maanden; en geen werk meer, geen rantsoen meer. Aangezien de ondeugd van de arbeid duivels is vastgeschroefd in het hart van de arbeiders, omdat de eisen daarvan alle andere natuurlijke instincten verstikken, omdat de hoeveelheid werk die door de maatschappij wordt vereist noodgedwongen wordt beperkt door de consumptie en door de mate waarin grondstoffen voorhanden zijn… Waarom dan in zes maanden de arbeid opmaken van het hele jaar? Waarom die niet gelijkelijk verdelen over de twaalf maanden en niet elke arbeider dwingen zich tevreden te stellen met zes of vijf uur per dag gedurende heel het jaar, in plaats van zich gedurende zes maanden te overwerken met twaalf of tien uur per dag? Als de werkers verzekerd zijn van hun dagelijkse portie arbeid zullen ze elkaar niet meer benijden, noch vechten om elkaar het werk uit de handen te rukken en het brood uit de mond. Dan, niet uitgeput naar lichaam en geest, zullen zij de deugden beginnen te beoefenen van de luiheid.

Afgestompt door hun ondeugd hebben de arbeiders zich niet kunnen verheffen tot het begrip van dit feit: Dat men — om werk te hebben voor allen — men het zou moeten rantsoeneren, zoals water op een schip dat in nood verkeert. Toch hebben de fabrikanten, in naam van de kapitalistische uitbuiting, sinds lang een wettelijke beperking gevraagd van de arbeidsdag. Voor de commissie voor het beroepsonderwijs verklaarde in 1860 een der grootste werkgevers van de Elzas, de heer Bourcart uit Guebwiller, “dat de arbeidsdag van twaalf uur buitensporig was en moest worden teruggebracht tot elf uur, en dat men des zaterdags de arbeid moest beëindigen om twee uur. Ik kan” zei hij, “de aanvaarding van deze maatregel aanbevelen hoewel ze op het eerste gezicht bezwaarlijk schijnt. Wij hebben haar in onze eigen industriële vestigingen sinds vier jaar beproefd en we bevinden ons er wel bij: de gemiddelde productie, verre van te zijn verminderd, is toegenomen.” In zijn studie over De machines citeert de heer F. Passy de volgende brief van een Belgische grootindustrieel, de heer M. Ottavaere: “Onze machines, hoewel dezelfde als die uit de Engelse spinnerijen, brengen niet voort wat ze zouden moeten produceren en wat deze zelfde machines in Engeland presteren, hoewel daar de spinnerijen twee uur per dag korter werken… We werken allen twéé volle uren te veel! Ik ben overtuigd dat als men slechts elf uur werkte in plaats van dertien uur wij dezelfde productie zouden hebben en wij bijgevolg economischer zouden produceren.” Van een andere kant bevestigt de heer Leroy-Beaulieu, “dat een grote Belgische fabrikant heeft opgemerkt dat de weken waarin een feestdag valt geen geringere productie opleveren dan de gewone weken”[28].

Wat het volk in zijn simpelheid gestrikt door de zedenpredikers nooit heeft gedurfd, daartoe heeft een aristocratische regering de moed gehad. Met verachting voor de verheven morele en industriële overwegingen der economen — die als onheilspellende raven krasten dat het verminderen met één uur van de fabrieksarbeid de ondergang van de Engelse industrie zou proclameren — heeft de regering van Engeland verboden, door middel van een wet die nauwkeurig in acht wordt genomen, langer dan tien uur per dag te werken. En daarna, zoals daarvóór, is Engeland de eerste industriële natie ter wereld gebleven.

Het grote Engelse experiment is dáár, het experiment van enige verstandige kapitalisten is daar; het toont onweerlegbaar aan dat men — om de menselijke productiviteit krachtiger te maken — het aantal arbeidsuren moet verminderen en het getal der betaal- en feestdagen moet vermenigvuldigen, maar het Franse volk is daarvan niet overtuigd. Als echter een povere vermindering met twee uur per dag de Engelse productie binnen tien jaar met bijna een derde heeft vermeerderd [29], welk een duizelingwekkende vaart zal dan aan de Franse productie worden gegeven door een wettelijke beperking van de arbeidsdag tot drie uur! Kunnen de arbeiders dan niet begrijpen dat zij hun krachten en die van hun nageslacht uitputten door zich te overwerken? Dat zij, eenmaal versleten, voortijdig buiten staat zullen zijn nog te werken? Dat zij, beheerst en verdierlijkt door één enkele ondeugd geen mensen meer zijn maar afgebroken stompen van mensen? Dat zij alle mooie eigenschappen in zich doden om slechts de woeste waanzin van de arbeid welig te laten tieren?

Ach, als arcadische papegaaien herhalen zij de les van de economen: ‘Laten we werken, laten we werken om de nationale rijkdom te vergroten.’ O, idioten! Doordat gij te zwaar werkt ontwikkelt het industriële apparaat zich langzaam. Houdt op met uw gebalk en luistert naar de econoom; hij is geen hoogvlieger, het is slechts de heer L. Reybaud die we het geluk hebben gehad enige maanden geleden te hebben verloren: “In het algemeen regelt de omwenteling in de arbeidsmethoden zich naar de voorwaarden voor de handenarbeid. Zolang de handenarbeid zijn diensten levert tegen lage prijs springt men er kwistig mee om, maar men probeert hem spaarzaam te gebruiken als zijn diensten kostbaarder worden [30].

Om de kapitalisten te dwingen hun machines van hout en ijzer te vervolmaken moet men de lonen optrekken en het aantal arbeidsuren verminderen van de machines van vlees en been. De bewijzen ter bevestiging? Bij honderden kan men ze verschaffen. In de spinnerijen werd het automatische mechanisme (self acting mule) in Manchester uitgevonden en toegepast omdat de spinners weigerden even lang te werken als voorheen. In Amerika breekt de machine zich baan in alle vakken van de agrarische productie, van het fabriceren van boter af tot aan het wieden van de korenvelden. Waarom? Omdat de Amerikaan, vrij en lui, liever duizend doden zou willen sterven dan het beestenbestaan te willen leiden van de Franse boer. Het zo zware werk voor de akkerbouw in ons roemrijke Frankrijk, zo rijk aan spierpijn, is in het Amerikaanse Westen een aangenaam tijdverdrijf in de open lucht dat men zittend uitvoert terwijl men achteloos zijn pijpje rookt.

IV

Een nieuwe lente, een nieuw geluid

Als men door het aantal werkuren te verminderen voor de sociale voortbrenging nieuwe mechanische krachten verwerft en de arbeiders verplicht hun producten zelf te verbruiken, dan zal men een onmetelijk leger van arbeidskrachten verkrijgen. De bourgeoisie, dan ontlast van haar taak van universele consument, zal zich namelijk haasten de mensenmassa van soldaten, overheidspersonen, haarkunstenaars, koppelaars enzovoort, die zij onttrokken heeft aan de nuttige arbeid om haar te helpen te verbruiken en te verkwisten, af te danken. Dan zal de arbeidsmarkt overvoerd worden, dan zal men een ijzeren wet behoeven om de arbeid onder curatele te stellen: het zal onmogelijk zijn om bezigheden te vinden voor deze zwerm van voorheen onproductieve lieden, talrijker dan de bosluizen. En vervolgens zal men moeten denken aan allen die voorzagen in hun ijdele en kostbare behoeften en lusten.

Als er geen lakeien en generaals zullen zijn om van versiersels te voorzien, geen vrije en gehuwde hoeren meer om met kantwerk te bedekken, geen kanonnen meer om uit te boren, geen paleizen om te bouwen… dan zal men met strenge wetten de arbeidsters en arbeiders in de passementateliers, in de kantwerkerijen, de ijzergieterijen, de bouwwerken, moeten dwingen zich te wijden aan hygiënisch roeien en dansoefeningen tot herstel van hun gezondheid en vervolmaking van het ras. Van het ogenblik af dat de Europese producten ter plaatse worden verbruikt en niet meer naar de duivel vervoerd worden, zal het wel nodig zijn dat de vrachtrijders stil gaan zitten en leren met hun duimen te draaien. De gelukzalige Polynesiërs zullen zich dan kunnen wijden aan de vrije liefde zonder de vrees gekastijd te worden door de geciviliseerde Venus en zonder angst voor de preken van de Europese moraal.

Er is meer. Om werk te kunnen vinden voor alle nietsnutten van de huidige maatschappij, om zich de industriële machinerie onbeperkt te laten ontwikkelen, zal de arbeidersklasse evenals de bourgeoisie haar neigingen tot onthouding geweld moeten aandoen en haar verbruikscapaciteiten onbegrensd moeten ontwikkelen. In plaats van per dag een of twee ons taai vlees te kauwen — als ze al vlees gebruikt — moet ze een of twee pond sappige biefstuk eten. In plaats van vromer dan de Paus op matige wijze slechte wijn te drinken behoort zij grote en diepe glazen vol bordeaux en bourgogne te drinken, zonder industrieel doopsel, en ze zal het water overlaten aan de dieren.

De proletariërs hebben het in hun hoofd gezet aan de kapitalisten tien uur werk in de gieterijen en raffinaderijen op te willen leggen: dat is een grote fout, de oorzaak voor sociale botsingen en burgeroorlogen. Men zal de arbeid moeten verbieden en niet moeten afdwingen. De Rothschilds, de Say’s [31] zullen verlof krijgen te bewijzen dat ze hun hele leven volmaakte nietsnutten zijn geweest, en als zij zweren te willen voortleven als volmaakte nietsdoeners ondanks de algemene drang om te werken dan zullen zij als zodanig worden ingeschreven en op hun respectieve stadhuizen elke ochtend tien gulden ontvangen als zakgeld. De sociale tweedracht zal afsterven. De renteniers, de kapitalisten, alle eerste ministers zullen toetreden tot de volkspartij als zij er eenmaal van overtuigd zijn dat men — verre van hun kwaad te willen doen — hen integendeel wil bevrijden van de arbeid der overconsumptie en der verkwisting, waaronder zij van hun geboorte af gebukt gingen.

Wat de bourgeois betreft die niet in staat zijn hun aanspraken te bewijzen dat ze nietsnutten zijn geweest, hen zal men hun instincten laten volgen: er bestaan genoeg onsmakelijke beroepen om hun een baantje te bezorgen. Dufaure zou de openbare privaten kunnen schoonmaken, Galliffet zou de schurftige zwijnen en de wormzieke paarden dood mogen steken. De leden van de commissie voor het verlenen van gratie, naar Poissy gestuurd, zouden de ossen en schapen die geslacht behoren te worden van merktekens moeten voorzien. De senatoren die gehecht zijn aan begrafenispraal zouden voor doodbidder kunnen spelen. Voor anderen zou men beroepen kunnen vinden binnen het bereik van hun verstand. Lorgeril, Broglie konden champagneflessen kurken, maar men zou hen moeten muilkorven om te voorkomen dat ze zich zouden bedrinken. Ferry, Freycinet, Tirard konden in de ministeries en andere publieke herbergen de wandluizen en ander ongedierte vernietigen. Niettemin zou men de openbare gelden buiten het bereik van de bourgeoisie moeten houden uit vrees voor de haar aangeleerde gewoonten [32].

Maar een harde en langdurige wraak zal men nemen op de moralisten die de menselijke natuur hebben verdorven, op de kwezels, de schijnheiligen, de huichelaars en “andere soortgelijke sekten van diegenen die zich hebben vermomd om de wereld te bedriegen. Want terwijl zij lieden uit het gemene volk te verstaan geven dat die zich slechts bezig mogen houden met meditatie en vroomheid, met vasten en kastijding der zinlijkheid (behalve dan met wat strikt noodzakelijk is om de nederige broosheid van hun stoffelijk hulsel in stand te houden en te voeden) maken zij zelf goede sier, en God weet hoe – ‘et Curios simulant sed Bacchanalia vivunt’. Men kan het in vette en vurige letters aflezen van hun rode smoelen en hangende buiken, indien ze zich al niet met zwavel parfumeren”[33].

Op dagen van grote volksvreugde — in plaats van stof te vreten zoals op de 15e augustus en de 14e juli van het Bourgeois Tijdperk — zullen communisten en collectivisten de flessen laten rondgaan, de hammen laten opdraven en de bekers laten vliegen. De leden van de Académie der morele en politieke wetenschappen, de korte of lange rokken dragende priesters van de economische, katholieke, protestantse, joodse, positivistische en vrijdenkerskerken, alsmede de propagandisten van het malthusianisme en van de christelijke, altruïstische, onafhankelijke en slaafse zedenleer echter zullen, in het geel gekleed, kaarsen dragen tot zij er zich de vingers aan branden en uitgehongerd leven naast wellustige vrouwen en tafels die overladen zijn met vlezen, vruchten en bloemen, en zij zullen van dorst sterven naast overvloeiende tonnen. Vier keer per jaar, bij de wisseling van de seizoenen zal men hen, evenals de honden van de scharenslijpers, opsluiten in grote tredmolens en men zal hen veroordelen om gedurende tien uur wind te malen. Advocaten en rechtsgeleerden moeten dezelfde straf ondergaan.

Onder het regime van de luiheid zullen er, om de tijd te doden die ons seconde na seconde doodt, schouwspelen en toneelvoorstellingen zijn, altijd en altijd weer — dat is werk bij uitstek voor onze wetgevende bourgeois: men zal hen in troepen organiseren om de kermissen en de dorpen af te lopen terwijl zij politieke vertoningen geven. De generaals, in kaplaarzen en de borst toegetakeld met tressen, ridderorden, kruisen van het Legioen van Eer, zullen door de straten en pleinen gaan om gewillige bezoekers te werven. Gambetta en zijn handlanger Cassagnac zullen de toespraken houden voor de ingang van het theater. Cassagnac, in groot snoevergewaad, zal — terwijl hij met de ogen rolt, zijn snorren opdraait en vlammend vlas uitspuwt — iedereen bedreigen met het pistool van zijn vader en in een gat verzinken zodra men hem het portret van Lullier zal tonen. Gambetta zal redevoeringen afsteken over de buitenlandse politiek, over het kleine Griekenland dat hem de doctorsbul verleende en dat Europa in vuur en vlam zou zetten om Turkije te verloenen, over het grote Rusland dat zijn borst doet zwellen met de belofte Pruisen tot moes te slaan en dat verlangt dat ze mekaar in West-Europa bloedig te lijf gaan om zelf in het oosten zijn slag te slaan en in het binnenland het revolutionaire nihilisme te wurgen, over de heer Bismarck die goed genoeg is geweest om Gambetta te veroorloven zich uit te spreken over de amnestie. En dan, terwijl hij zijn dikke, driekleurig geschilderde buik ontbloot, zal hij daarop verzamelen trommelen en een opsomming geven van de heerlijke diertjes, de ortolanen, de truffels, de glazen Margaux en Yquem die hij heeft verzwolgen om de landbouw aan te moedigen en de kiezers van Belleville in een feestelijke stemming te houden [34].

In de kermistent zal men de voorstellingen beginnen met De verkiezingsklucht. De burgerlijke kandidaten, als hansworsten gekleed, zullen voor kiezers met houten koppen en ezelsoren de dans der politieke vrijheden dansen terwijl zij hun voor- en achterkant afvegen met hun verkiezingsprogramma’s met de veelvoudige beloften, en met tranen in de ogen zullen zij spreken over de ellenden des volks, en met koper in hun stem over de roem van Frankrijk. En de kiezerskoppen zullen eenstemmig en in koor balken: Hi ha, hi ha! Dan zal het grote stuk beginnen: De diefstal van de bezittingen der natie.

Het kapitalistische Frankrijk, een enorm wijf met behaard gelaat en een kale schedel, uitgezakt, met slappe, opgeblazen, bleke vleesmassa’s, met doffe ogen, slaperig en geeuwend, strekt zich uit op een fluwelen canapé; aan haar voeten verslindt het industriële kapitalisme — een reusachtig ijzeren gedrocht met een apenmasker — mechanisch mannen, vrouwen, kinderen, wier hartverscheurende en angstwekkende kreten de lucht vervullen. De Bank, met de snuit van een marter, het lijf van een hyena en de handen van een harpij, rooft hem handig de rijksdaalders uit zijn zak. Horden van verpauperde, uitgemergelde proletariërs in lompen, begeleid door gendarmes met de blanke sabel, opgejaagd door wraakgodinnen die hen geselen met de hongerzweep, dragen aan de voeten van het kapitalistische Frankrijk bergen van koopwaren aan: vaten wijn, zakken goud en koren. Langlois, met zijn onderbroek in de ene hand en het testament van Proudhon in de andere [35], het begrotingsboek tussen de tanden, stelt zich aan het hoofd van de verdedigers der nationale goederen en betrekt de wacht.

Als de vrachten zijn neergezet laten zij met de kolf van het geweer of met de bajonet de arbeiders verjagen en openen zij de deur voor de industriëlen, de handelaren en de bankiers. Dezen werpen zich in wanorde op de stapels, om de katoentjes, zakken koren en staven goud te verslinden en de wijnvaten te ledigen. Als ze niet meer kunnen zinken zij vuil en walgelijk neer in hun eigen drek en braaksel … Dan barst het onweer los, de aarde beeft en opent zich: het historische noodlot komt op, met zijn ijzeren voet verbrijzelt het de hoofden van hen die hikken, wankelen, vallen en niet meer kunnen vluchten; en met zijn brede hand werpt het nu het kapitalistische, verbijsterde en van angst zwetende Frankrijk omver.

De arbeidersklasse, als zij uit haar hart de ondeugd zou uitrukken die haar beheerst en haar natuur verderft en zich zou verheffen in haar verschrikkelijke kracht, niet om de Rechten van de Mens op te eisen die slechts de rechten zijn van de kapitalistische exploitatie, niet om het Recht op Arbeid te verlangen dat slechts het recht op ellende is, maar om een ijzeren wet te smeden die aan elk mens verbiedt langer dan drie uur per dag te werken, dan zou de aarde, deze oude aarde, een nieuw universum in zich voelen opspringen… Maar hoe een manhaftig besluit te vragen aan een proletariaat dat verdorven is door de kapitalistische moraal?

Evenals Christus — de lijdende verpersoonlijking van de slavernij der Oude Wereld — bestijgen de mannen, de vrouwen, de kinderen van het proletariaat moeizaam sinds een eeuw de harde lijdensweg der smarten. Sinds een eeuw breekt de dwangarbeid hun gebeente, geselt hun vlees, foltert hun zenuwen. Sinds een eeuw martelt de honger hun ingewanden en begoochelt hun hersenen… O Luiheid, heb medelijden met onze langdurige ellende! O Luiheid, moeder der kunsten en der edele deugden, wees balsem voor de menselijke kwellingen!

Aanhangsel

Onze moralisten zijn bescheiden mensen: hoewel zij het dogma van de Arbeid hebben uitgevonden twijfelen zij aan de doeltreffendheid daarvan om hun ziel tot rust te brengen, hun geest op te vrolijken en het goed functioneren te behoeden van de nieren en andere organen; zij willen er de proef mee nemen op het volk, in ‘anima vili’ [36], alvorens dit dogma tegen de kapitalisten te keren, wier ondeugden zij tot taak hebben te verontschuldigen en te wettigen.

Maar, gij wijsgeren van dertien in het dozijn, waarom u de hersenen te pijnigen om een moraal uit te broeden waarvan u de toepassing niet durft aan te bevelen aan uw meesters? Uw dogma van de Arbeid, waar gij zo prat op gaat, wilt gij dat gehoond en gesmaad zien? Laten we dan de geschiedenis opslaan van de antieke volkeren en de geschriften van hun wijsgeren en wetgevers.

De vader van de geschiedschrijving, Herodotus, zegt: “Ik zou niet kunnen bevestigen of de Grieken de verachting die zij voor de arbeid hebben van de Egyptenaren hebben gekregen omdat ik dezelfde minachting aantref onder de Thraciërs, de Scythen, de Perzen, de Lydiërs. In één woord: omdat bij de meeste Barbaren degenen die mechanische vakken leren en zelfs hun kinderen beschouwd worden als de laagsten der burgers… Alle Grieken zijn in deze beginselen opgevoed, in het bijzonder de Lacedemoniërs” [37].

“In Athene waren burgers waarachtige edelen als zij zich slechts behoefden bezig te houden met de verdediging en het beheer van de gemeenschap, zoals de wilde krijgers van wie zij afstamden. Aangezien zij dus vrij moesten zijn om te beschikken over al hun tijd teneinde te waken over de belangen van het Gemenebest met hun geestelijke en lichamelijke kracht — belastten zij de slaven met alle arbeid. Evenals in Lacedemonië mochten zelfs de vrouwen niet spinnen of weven om geen afbreuk te doen aan haar adel”[38].

De Romeinen kenden slechts twee edele en vrije beroepen: de landbouw en de wapenen. Alle Romeinse burgers leefden rechtens op kosten van de Schatkist, zonder gedwongen te kunnen worden om in hun onderhoud te voorzien door een van de ‘sordidae artes’ (zo kenmerkten zij de ambachten), die rechtens bij de slaven pasten. Brutus de Oude beschuldigde — om het volk tot opstand te brengen — de tiran Tarquinius vooral ervan handwerkslieden en metselaars te hebben gemaakt van vrije staatsburgers [39].

De oude wijsgeren twistten over de oorsprong van de ideeën, maar zij waren het eens als het ging om de afschuw van de arbeid. “De natuur”, zegt Plato in zijn sociale utopie, in zijn modelrepubliek, “de natuur heeft geen schoenmaker of smid gemaakt, dergelijke bezigheden vernederen de lieden die zulke beroepen uitoefenen tot gemene loondienaren, naamloze ellendigen die reeds door hun positie zijn uitgesloten van politieke rechten. Wat de kooplieden aangaat, die gewend zijn te liegen en te bedriegen, men zal hen in de vrije steden slechts dulden als een noodzakelijk kwaad. De staatsburger die zich zal hebben verlaagd tot winkelnering zal voor dit misdrijf worden vervolgd. Als hij schuldig verklaard is zal hij veroordeeld worden tot een jaar gevangenisstraf. De straf zal worden verdubbeld bij elke herhaling van het misdrijf”[40].

In zijn Staathuishoudkunde schrijft Xenophon: “De lieden die zich overleveren aan de handenarbeid worden nooit tot waardigheden verheven en daarin heeft men wel gelijk. De meesten — veroordeeld om de hele dag te zitten, sommigen zelfs bloot gesteld aan een aanhoudend vuur — kunnen niet anders dan een verzwakt lichaam hebben en het is wel moeilijk te voorkomen dat de geest daaronder lijdt…”

“Wat kan er voor eerbiedwaardigs komen uit een winkel?” zo geeft Cicero te kennen. “Alles wat handel heet is een fatsoenlijk mens onwaardig… omdat de kooplieden geen winst kunnen maken zonder te liegen; en wat is er schandelijker dan de leugen! Dus men moet als iets laags en gemeens het beroep beschouwen van degenen die hun inspanning en vaardigheid verkopen, want iedereen die zijn arbeid voor geld verkoopt, verkoopt zichzelf en plaatst zich in de rij der slaven”[41].

Proletariërs, afgestompt door het dogma van de Arbeid, verstaat gij de taal van die wijsgeren die men met angstvallige zorg voor u verbergt? ‘Een staatsburger die zijn arbeid geeft voor geld verlaagt zich tot de rang der slaven, hij begaat een misdaad waarop jaren gevangenisstraf staat’.

De christelijke huichelarij en het kapitalistische profijtbeginsel hadden deze wijsgeren uit de republieken der Oudheden niet verdorven. Omdat ze zich uitspraken tegenover vrije mannen uitten zij ongekunsteld hun gedachten. Plato en Aristoteles, die reuzendenkers, tot wier enkels onze Cousin’s, Caro’s, Simon’s slechts kunnen reiken, door op hun tenen te gaan staan, wilden dat de staatsburgers van hun ideale republieken in de grootste vrijheid zouden leven want — zo voegde Xenophon er aan toe — “de arbeid ontneemt ons alle tijd en aldus heeft men geen vrije tijd voor het gemenebest en zijn vrienden”. Volgens Plutarchus was de hoofdoorzaak waarom Lycurgus, ‘de wijste der mensen’, aanspraak mocht maken op de bewondering van het nageslacht, dat hij aan de burgers der Republiek veel vrije tijd had toegestaan door hun te verbieden enig vak uit te oefenen [42].

Maar, zo antwoorden de Bastiat’s, de Dupanloup’s, de Beaulieu’s en co van de christelijke en kapitalistische moraal, deze denkers, deze wijsgeren verheerlijkten de slavernij. Dat is volkomen juist; maar kon het anders, gezien de economische en politieke omstandigheden van hun tijd? De oorlog was de normale toestand waarin de maatschappijen der Oudheid verkeerden. De vrije mens moest zijn tijd wijden aan het beraadslagen over de staatszaken en het waken over de verdediging. De ambachten waren toen te primitief en te weinig ontwikkeld opdat degenen die ze beoefenden ook het beroep van soldaat en staatsburger konden uitoefenen. Opdat de wijsgeren en de wetgevers konden beschikken over krijgslieden en staatsburgers moesten zij in hun heldhaftige republieken de slaven dulden.

Maar hemelen de moralisten en economen van het kapitalisme de loondienst niet op, deze moderne slavernij? En aan welke mensen verschaft de kapitalistische slavernij vrije tijd? Aan de Rothschild’s, de Schneider’s, aan een mevrouw Boucicaut, nutteloze en schadelijke lieden, slaven van hun ondeugden en van hun lakeien[43].

Men heeft minachtend geschreven: “Het vooroordeel der slavernij beheerste de geest van Pythagoras en Aristoteles”. En toch voorzag Aristoteles dat “als elk werktuig zonder daartoe te zijn aangezet (of wel uit zichzelf) zijn geëigende taak kon vervullen, zoals de meesterwerken van Dedalus uit zichzelf bewogen, of zoals de drievoeten van Vulcanus zich spontaan aan hun heilige taak zetten — als bijvoorbeeld de spoelen der wevers uit zichzelf gingen weven… dan zou de patroon van de werkplaats geen hulpkrachten meer nodig hebben, noch de meester slaven”.

De droom van Aristoteles is onze werkelijkheid. Onze machines met hun adem van vuur, hun onvermoeibare ledematen van staal, hun wonderdadige, onuitputtelijke vruchtbaarheid, volbrengen gedwee en uit zich zelf hun heilige arbeid. En toch blijft het vernuft van de grote filosofen van het kapitalisme beheerst door het vooroordeel van de loonarbeid, de ergste vorm van slavernij. Zij begrijpen nog niet dat de machine de verlosser is der mensheid, de God die de mens zal loskopen van de ‘sordidae artes’ en van de loonarbeid, de God die hem ledige uren zal schenken en de vrijheid.

Voetnoten

De noten, voorzien van een C., zijn toegevoegd door de vertaler. De andere zijn van de hand van de schrijver.

[1] Descartes, Les passions de l’âme.

[2] Doctor Beddoe, Memoirs of the Anthropological Society. Charles Darwin, Descent of Man.

[3] De Europese ontdekkingsreizigers staan verbaasd over de lichamelijke schoonheid en de trotse houding van de mensen uit primitieve volksstammen, nog niet bezoedeld door hetgeen Paeppig ‘de vergiftigde adem van de beschaving’ noemde. Toen Lord George Campbell gewaagde van de inboorlingen der Australische eilanden [schreef – (MIA)] hij: “Er is geen volk ter wereld dat op het eerste gezicht ons dieper treft. Hun gladde huid van een licht koperachtige tint, hun goudkleurige en gekrulde haar, hun mooie en vrolijke gelaat, in één woord hun gehele verschijning vormde een nieuw en schitterend voorbeeld van het ‘genus homo’: hun lichamelijke voorkomen gaf de indruk van een ras dat hoger stond dan het onze.” De geciviliseerde mannen van het oude Rome, lieden als Caesar en Tacitus, aanschouwden met dezelfde bewondering de Germanen van de communistische stammen die het Romeinse Rijk binnenvielen. Evenals Tacitus stelde Salvianus, de priester van de vijfde eeuw die men ‘de meester der bisschoppen’ noemde, de Barbaren ten voorbeeld aan de beschaafden en aan de christenen: ‘We zijn ontuchtig te midden van de Barbaren die kuiser zijn dan wij. Sterker nog, de Barbaren worden gekwetst door onze onkuisheden, de Gothen dulden in hun midden geen losbandigen van hun eigen volk; onder hen hebben slechts de Romeinen door het trieste voorrecht van hun afkomst en hun naam het recht onkuis te zijn. [De knapenschennis was toen zeer in zwang onder de heidenen en de christenen…] De onderdrukten gaan bij de Barbaren menselijkheid en een wijkplaats zoeken.’ (De Gubernatione Dei). De oude beschaving en het opkomende christendom verdierven de Barbaren van de oude wereld, zoals het oude christendom en de moderne kapitalistische civilisatie de wilden van de Nieuwe Wereld doen ontaarden.

De heer F. Le Play, wiens opmerkingsgave men moet erkennen zelfs wanneer men zijn sociologische conclusies verwerpt omdat die bezoedeld zijn door burgerlijk filantropisch en christelijk fatsoen, zegt in zijn boek Les ouvriers européens (1885): “De neiging van de Basjkirs voor de luiheid [de Basjkirs zijn halfnomadische herders van de Aziatische hellingen van de Oeral], de uren van ledigheid in het nomadenleven, de meditatiegewoonten die zij wekken bij de meest begaafde personen geven dezen vaak een voornaamheid van manieren, een verfijning van intelligentie en oordeel die men zelden op hetzelfde sociale niveau aantreft in een meer ontwikkelde civilisatie… Wat hun het meest tegen de borst stuit is de agrarische arbeid, en zij doen liever alles dan het beroep van landbouwer te aanvaarden”. De bewerking van de akker is inderdaad de eerste manifestatie van slavenarbeid bij het mensdom. Volgens de Bijbelse overlevering is de eerste misdadiger, Kaïn, een landbouwer geweest.

[4] Een Spaans spreekwoord zegt: ‘Descanzar es salud’ — uitrusten is gezondheid, is heil.

[5] ‘Oh Meliboeus, een God heeft ons deze ledigheid gegeven’. Vergilius, Bucolica. (Zie het Aanhangsel.)

[6] De boeren van Auvergne, die geacht worden evenals de Schotten nog ‘Keltisch bloed’ in de aderen te hebben, golden als uitermate zuinig. — C.

[7] Frans staatsman en historicus (1787-1874), zeer conservatief; werd medeverantwoordelijk geacht voor het uitbreken van de revolutie van 1848 en was de mededinger van Thiers (1797-1877) die in 1871 president van Frankrijk werd en de harde onderdrukker van de Commune van Parijs. — C.

[8] Napoleon vertoefde in Osterode (in de Duitse Harz) tijdens zijn oorlog tegen Pruisen en Rusland. — C.

[9] Op het eerste Weldadigheidscongres dat in Brussel in 1857 werd gehouden vertelde een van de rijkste fabrikanten uit Marquette bij Lille, de heer Scrive, onder applaus van de leden van het congres en met de edelste voldoening over een vervulde plicht: “We hebben enige methoden ingevoerd om de kinderen wat verstrooiing te bieden. We leren hun zingen en ook rekenen terwijl zij werken; dat leidt hen af en doet hen deze twaalf uur arbeid, die nodig zijn om hun bestaansmiddelen te verschaffen[!] moedig aanvaarden”. Twaalf uur arbeid: en wat voor werk, opgelegd aan kinderen die nog geen twaalf jaar oud zijn! De materialisten zullen altijd betreuren dat er geen hel is om er deze christenen, deze filantropen, deze kinderbeulen in vast te nagelen!

[10] ‘Terreur’ slaat hier op een der felste en bloedigste perioden uit de Franse Revolutie, 1793-1794. – C.

[11] In de Middeleeuwen inspireerde de ‘esprit gaulois’ verhalen over zinlijke en lustige vreugden. In de zestiende eeuw zal François Rabelais, op wie Lafargue zich herhaaldelijk beroept, in zijn wonderlijke avonturenverhalen over Gargantua, Pantagruel en Panurge deze uitbundige erotiek verbeeldingrijk laten herleven. — C.

[12] De auteur rekent hier af met Auguste Comte (1798-1857), als optimistisch burgerlijk socioloog een der grondleggers van het positivisme; Leroy-Beaulieu (1843-1916), in 1872 hoogleraar geworden in de politieke wetenschappen en in 1880 in de economie, conservatief verdediger van de bourgeoisie; van de genoemde letterkundigen is Victor Hugo beroemd gebleven, terwijl Paul de Kock vrijwel vergeten is, hoewel hij met succes ontelbaar vele romans schreef over het leven van de middenklassen; La Bruyère (1645-1696), auteur van op de scholen nog veel gelezen Caractères schreef o.a. over deugden van boeren en arbeiders in dienst van adellijke heren die hij vaak ironisch beoordeelde; Victor Cousin (1792-1867), vóór 1848 conservatief politicus, verder bekend als religieus filosoof; Passy (1793-1880), liberaal econoom; Adolphe Blanqui (1798-1854) burgerlijk econoom wiens broer Louis Auguste een bekend revolutionair socialist was. — C.

[13]Discours prononcé à la Société internationale d’études pratiques d’économie sociale de Paris, in mei 1863 gepubliceerd in l’Economiste français.

[14] L.-R. Villermé, Tableau de l’état physique et moral des ouvriers dans les fabriques de coton, de laine et de soie (1840). Het kwam niet doordat lieden als Dollfus, Koechlin en andere Elzasser fabrikanten protestantse republikeinen, patriotten en filantropen waren dat zij op deze manier hun arbeiders behandelden, want Blanqui, de académicien, Reybaud, het prototype van Jéróme Paturot en Jules Simon, de ‘maître Jacques’ van de politiek hebben dezelfde lieflijkheden jegens de arbeidersklasse waargenomen bij de zeer katholieke en zeer monarchistische fabrikanten van Lille en Lyon. Dit zijn nu eenmaal kapitalistische deugden die voortreffelijk samengaan met alle politieke en godsdienstige overtuigingen. [Opmerking van de vertaler: Louis Reybaud (1709-1879) was een econoom die twee satirische romans heeft geschreven waarvan de hoofdpersoon Jérôme Paturot heette; Jules Simon (1814-1896) was staatsman en premier in 1876, de periode van reactie op de Parijse Commune. Een ‘maître Jacques’ is een bediende die allerlei karweitjes en baantjes tegelijk waarneemt. — C.]

[15] De Indianen van de krijgslustige stammen uit Brazilië doden hun invaliden en ouden van dagen; zij betuigen hun vriendschap door een einde te maken aan een leven dat niet meer wordt veraangenaamd door gevechten, feesten en dansen. Alle primitieve volken hebben aan de hunnen zulke bewijzen van aanhankelijkheid gegeven: de Massageten van de Kaspische Zee (Herodotus) even goed als de Wenden uit Duitsland en de Kelten uit Gallië. In de Zweedse kerken bewaarde men tot voor kort nog strijdkolven, familieknotsen genoemd, die er toe dienden de bloedverwanten te verlossen van de smarten van de ouderdom. Hoe ontaard zijn de hedendaagse proletariërs om geduldig de afschuwwekkende ellenden van de fabrieksarbeid te aanvaarden!

[16] Jujurieux is een kleine stad met zijdefabrieken, toenmaals door de fabrikant Bonnet gebouwd binnen afsluitende muren. In de daarop volgende passage (en ook elders) staat het woord ‘jood’ kennelijk voor ‘woekeraar’; volgens woordenboeken is dit ook de ‘figuurlijke betekenis’ van de term ‘juif’. We hebben het woord gehandhaafd dat er staat omdat de identificatie van traditioneel jodendom met kapitalisme ook en juist bij socialistische joden veel voorkwam. Men vergelijke de uitvoerige studie van Karl Marx in de Deutsch-Französische Jahrbücher van 1844 over Die Judenfrage. — C.

[17] Op het industriële congres dat op 21 januari 1899 in Berlijn werd gehouden schatte men het verlies dat de ijzerindustrie in Duitsland gedurende de laatste crisis had geleden op 568 miljoen Franse francs. [Toevoeging van de vertaler: Het loon van een volwassen arbeider bedroeg toen ongeveer 18 francs per week.]

[18] Het blad La justice van de heer Clemenceau zei op 6 april 1880 in zijn financiële rubriek: “Wij hebben de mening horen verdedigen dat ook zonder Pruisen de miljarden die de oorlog van 1870 heeft gekost ‘evenzeer verloren’ zouden zijn geweest voor Frankrijk, en wel in de vorm van periodieke uitgeschreven leningen, door Frankrijk gesloten om begrotingen van vreemde landen sluitend te maken — dit is ook onze mening”. Men schat het verlies aan Engelse kapitalen, gestoken in leningen voor Zuid-Amerikaanse republieken, op vijf miljard. De Franse arbeiders hebben niet alleen de vijf miljard francs voortgebracht die betaald zijn aan de heer Bismarck, maar ze gaan ook voort de renten van deze oorlogsschatting op te brengen voor lieden zoals Olivier, Girardin, Bazaine en andere bezitters van staatsaandelen die zelf de oorlog en de nederlaag hebben veroorzaakt. Er blijft hun niettemin één kleine troost: deze miljarden zijn niet meer beschikbaar om een revancheoorlog te verwekken.

[19] Onder het oude regime [vóór de Franse Revolutie — C.] waarborgden de kerkelijke wetten aan de arbeider 90 rustdagen (52 zondagen en 38 feestdagen) gedurende welke het strikt verboden was te werken. Dit was voor de industriële en commerciële bourgeoisie de grootste misdaad van het katholicisme en de hoofdoorzaak van haar ongodsdienstigheid. Tijdens de revolutie en zodra de bourgeoisie ging overheersen schafte zij de feestdagen af en verving de week van zeven dagen door die van tien dagen. Ze bevrijdde de arbeiders van het juk der kerk om hen beter te kunnen onderwerpen aan het juk van de arbeid. De haat jegens de feestdagen komt tot uiting als de moderne industriële en commerciële bourgeoisie vaste vorm krijgt, tussen de vijftiende en zestiende eeuw. Hendrik IV vroeg de beperking ervan aan de paus; deze weigerde omdat “een der ketterijen die heden rondwaren de aantasting is van de feestdagen” (brieven van kardinaal d’Ossat). Maar in 1666 hief Péréfixe, aartsbisschop van Parijs, er zeventien van op in zijn diocees. Het protestantisme dat een christelijke godsdienst was, aangepast aan de nieuwe industriële en commerciële behoeften van de bourgeoisie, bekommerde zich nog minder om de rust van het volk: het onttroonde de heiligen in de hemel om hun feesten op aarde af te schaffen.

De kerkhervorming en de wijsgerige vrije gedachte waren slechts voorwendselen die het de jezuïtische en roofzuchtige bourgeoisie veroorloofden de feestdagen aan het volk afhandig te maken.

[20] Deze ‘Pantagruellistische’ feesten duurden weken lang. Don Rodrigo de Lara verdient zijn bruid door de Moren te verjagen uit het oude Calatrava, en de Romancero vertelt dan:

Las bodas fueron en Burgos,

Las tornabodas en Salas,

En bodas y tornabodas

Pasaron siete semanas.

Tantas eienen de las gentes

Que no caben por las plazas…


(De bruiloft vond plaats in Burgos, De tegenbruiloft in Salas. In bruiloften en tegenbruiloften Gingen zeven weken voorbij. Zoveel mensen komen er Dat de pleinen ze niet kunnen bevatten…)

De mannen van deze bruiloften van zeven weken waren de heldhaftige soldaten van de Spaanse onafhankelijkheidsoorlogen.

[21] Lafargue beschrijft uitbundige feesten van Britten, Fransen, Spanjaarden, Vlamingen, wier landen en letterkunde hij kent. Het meest is hij getroffen door de beschrijvingen van zinlijke lusten in het werk van Rabelais (1495-1553), humanistisch geleerde en smakelijk verteller die De grote en onschatbare kronieken van de grote en geweldige reus Gargantua schreef, ook gewijd aan diens zoon Pantagruel en diens boezemvriend Panurge, rond welke buitensporige figuren een bonte wereld is opgebouwd. — C.

[22] Thomas Robert Malthus, Brits econoom, aanvankelijk predikant, schreef in 1798 zijn werk over de fatale invloed van de bevolkingsgroei op de maatschappelijke voorwaarden voor verhoging van de welvaart. Hij meende dat de groei van de bevolking tot verpaupering moest leiden omdat de toeneming van de productie daarmee geen gelijke tred kon houden. Hij stond tegenover het optimisme van de Franse econoom Jean-Baptiste Say (1767-1832) die meende dat de productie haar eigen vraag schiep, dat een voortbrengend volk ook voldoende zou kunnen verbruiken en dat de consumptie weer de productie moest aanwakkeren. (J.-B. Say had een zoon en kleinzoon die ook economen waren, zodat de naam bij Lafargue nog al eens voorkomt.) Malthus echter wilde de groei van de bevolking remmen, waarbij hij als theoloog meende dat geboortebeperking alleen geoorloofd was door het uitstellen van huwelijken en seksuele onthouding. De ‘neomalthusianisten’ zagen in de onbeperkte bevolkingsgroei ook een gevaar, maar wilden ‘liefde zonder gevolgen’ bevorderen, het seksuele verkeer door voorbehoedmiddelen losmaken van de voortplanting. De marxisten legden echter de nadruk op de mogelijkheid om alle mensen te voeden in een socialistische maatschappij en zagen in Malthus een reactionair, die niet wilde geloven in een betere samenleving zonder particulier eigendom en die — uit vrees voor hongeropstanden — het proletariaat wilde dwingen af te zien van liefdeslusten. — C.

[23] Lafargue spreekt van ‘la bosse du prud’homisme’ (ook wel geschreven als ‘prudhommisme’) naar de figuur van Joseph Prudhomme, een symbool geschapen door de satirische auteur Henri Monnier, die de benepen en zelfvoldane ‘petit bourgeois’ hekelde die op plechtige wijze domme dwaasheden uitkraamt — C.

[24] Karl Marx: Das Kapital.

[25] “De mate waarin de bevolking van een land te werk is gesteld als huispersoneel in dienst van de welgestelde klassen geeft aan in hoeverre een volk is voortgeschreden in nationale welvaart en beschaving.” (R. M. Martin: Ireland before and after the Union; 1818.) Gambetta, die het bestaan van een sociaal vraagstuk ontkende sinds hij niet meer de behoeftige advocaat was die men in Café Procope kon aantreffen, bedoelde ongetwijfeld deze onophoudelijk groeiende klasse van huisbedienden, toen hij zich beriep op ‘de opkomst van nieuwe sociale lagen’.

[26] Twee voorbeelden: De Engelse regering heeft twee bloedige oorlogen moeten ondernemen om de Chinese regering de vrije invoer van Indische opium af te dwingen. Ze deed dit om de Indische boeren welgevallig te zijn die (ondanks de periodieke hongersnoden die het land verwoestten) stijfkoppig voortgingen papaver te verbouwen in plaats van rijst of koren.

De wilden van Polynesië moesten zich op zijn Engels kleden en bedrinken, ondanks de sterfte die er het gevolg van was, om de producten te verbruiken van de distilleerderijen van Schotland en van de weverijen van Manchester.

[27] Dufaure (1798-1881) was een Frans politicus, die minister en premier was geweest. Girardin (1806-1881), wiens vrouw een beroemde schoonheid en salonletterkundige was, had succes als dagbladdirecteur en als conservatief politicus, die o.a. Thiers verdedigde. — C.

[28] Paul Leroy-Beaulieu: La question ouvriére au XIXe siècle (1872).

[29] Volgens de beroemde statisticus R. Giffen van het Bureau der Statistiek in Londen bedroeg de toenemende groei van het nationale vermogen in Engeland en Ierland van 55 miljard Franse francs in 1814 tot 162,5 miljard in 1865 en tot 212,5, miljard in 1875.

[30] Louis Reybaud: Le coton, son régime, ses problémes (1863).

[31] De Franse familie Rothschild speelde een grote politieke rol; de drie achtereenvolgende leden van de familie Say (grootvader, zoon en kleinzoon) waren economen — de laatste, Léon (1826-1896) ook minister van financiën. — C.

[32] Lafargue noemt hier een aantal tegenstanders van het socialisme die in zijn tijd bekend genoeg waren. Dufaure was minister en premier geweest; Galliffet was een generaal die de Parijse Commune bloedig onderdrukte; de hertogelijke familie De Broglie had een aantal politici en geleerden voortgebracht; Ferry bevorderde de kolonisatie in Noord-Afrika en Indochina; Freycinet was herhaalde malen president van de ministerraad. — C.

[33] Citaat uit het werk van Rabelais: Gargantua et Pantagruel, tweede boek, hoofdstuk 74. De Latijnse zin is van Juvenalis: “Zij geven vóór als Curius (meervoud: Curios) te zijn, maar leven als in Bacchanalen”, met andere woorden: zij doen alsof ze gehard en zeer sober zijn, maar ze geven zich over aan drinkgelagen.

[34] Gambetta werd door de socialisten gehaat omdat hij — hoewel antiklerikaal en republikein — zeer gekant was tegen de klassenstrijd en een revancheoorlog wilde voorbereiden tegen het Duitse Rijk. Hij was voorzitter van de ministerraad in 1881. Cassagnac was Bonapartist (aanhanger van Napoleon III), later reactionair verdediger van de avonturier generaal Boulanger. Na de Frans-Duitse oorlog van 1870 en de gedeeltelijke bezetting van Frankrijk door Duitse troepen werden de Franse conservatieve regeringen ervan beschuldigd samen met Bismarck het socialisme te bestrijden. Inderdaad hadden zij in 1871 samengewerkt bij het neerslaan van de Parijse Commune, en toen in 1880 Gambetta als kamervoorzitter had bijgedragen tot het uitvaardigen van amnestie voor de veroordeelden der Commune werd gezegd dat Bismarck daarvoor zijn toestemming had gegeven. — C.

[35] De auteur I. A. Langlois was een leerling van Proudhon, de anarchistische theoreticus en propagandist, en de ‘marxist’ Lafargue speelt hier op boosaardige wijze de vete van zijn geestverwanten tegen de anarchisten uit door deze voor te stellen als handlangers van het kapitalisme. Langlois stond blijkbaar in zijn hemd. — C.

[36] ‘in anima vili’: op een nietswaardig wezen; term die onder andere wordt gebruikt bij proefnemingen op levende dieren. — C.

[37] Herodotus, deel II.

[38] Biot: De l’abolition de l’esclavage ancien en Occident (1840).

[39] Titus Livius, eerste boek.

[40] Plato: De Republiek, vijfde boek.

[41] Cicero: Over de plichten, I:2, hoofdstuk 42.

[42] Plato: De Republiek, 5; De Wetten, 8. Aristoteles: Politiek, 2 en 7. Xenophon: Economie, 4 en 6. Plutarchus: Leven van Lycurgus.

[43] Eugène Schneider (1805-1895) was de stichter van de staal- en wapenfabrieken van Creusot. Madame Boucicaut was de echtgenote van een groothandelaar en eigenaar van een warenhuis, een bekende zakenvrouw die de liefdadigheid beoefende. — C.