Een pleidooi voor Belasting op aan de Aarde onttrokken Waarde

Waarom heffen we nog steeds inkomstenbelasting? Het is tijd voor de BOW[1]

Net als vrijwel iedereen (hoop ik) maak ik me regelmatig zorgen over (de vervuiling van) het milieu, de uitputting van grondstoffen en de gevolgen van een en ander voor de generaties die na ons komen.

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben wij het in de westerse wereld in materiële zin – zij het met ups en downs – steeds beter gekregen. Alle mensen van de babyboomgeneratie (geboren tussen 1945 en 1955) kunnen stellen dat zij het in materiële zin (veel) beter hebben dan hun ouders en dat hun ouders het beter hadden dan hun grootouders.

Die tijd lijkt voorbij en het is de vraag of dat zo erg is. De (rest van de) 21e eeuw zal m.i. moeten worden benut om de ruimte die ontstaat a.g.v. economische groei, in te zetten voor de verbetering van de welvaartsverdeling in de wereld en een andere manier van belasting heffen.

Ik ben hierop gekomen na het lezen van het boek  ‘De erfenis van Fontanelli’ van Andreas Eschbach. Dit boek (fictie/roman) is in 2001 in het Duits verschenen en in 2005 is de Nederlandse vertaling op de markt gebracht. Kort samengevat komt het verhaal hierop neer: een eenvoudige pizzakoerier in New York erft onverwacht een vermogen dat een verre voorvader, een Florentijnse koopman, hem in de 16e eeuw heeft nagelaten. Een vermogen dat in 500 jaar door rente op rente tot een miljard dollar is uitgegroeid. Maar bij de erfenis hoort een raadselachtige profetie: de erfgenaam, voorspelt het testament, zal de mensheid haar verloren toekomst met de inzet van dit vermogen moeten teruggeven…

De bedelaars en adviseurs weten hem snel te vinden en de één heeft nog een beter idee dan de ander om dit kolossale bedrag te besteden. Een van de adviseurs stelt voor om de inkomstenbelasting af te schaffen en een belasting op grondstoffen in te voeren. Deze adviseur stelt een belastingsysteem voor, waarbij in plaats van het belasten van arbeid, de aanslag op het milieu wordt belast. Dit betekent dat werknemers meer te besteden krijgen (het verschil tussen bruto en netto wordt kleiner), maar dat producten duurder worden vanwege een milieubelasting die daarop geheven wordt. Dit zal producenten ertoe bewegen zuinig met energie en grondstoffen om te gaan, om zodoende een product met een lagere prijs op de markt te kunnen brengen. Het gedeelte van het boek, waarin dit idee behandeld wordt staat op pagina 480 tot 487.

Ik ben eens op internet gaan googelen om te zien of er ook meer serieuze schrijvers, ondernemers en wetenschappers zijn, die erop wijzen dat we die kant op moeten. Het eerste wat ik vond was een magazine van Milieudefensie van februari 2008. Hierin staat een interview met Eckart Wintzen (van BSO/Origin).Wintzen bepleit in dit artikel om belasting te heffen op grondstoffen of (aan de aarde) ‘onttrokken waarde’ (BOW). Doel is een dienstgerichte vrijemarkteconomie, waarin het lucratief is om zo min mogelijk (schadelijke) grondstoffen te gebruiken en zoveel mogelijk te recyclen. Invoering verloopt volgens Wintzen in drie stappen en dat moet wel snel: het is geen 5 voor 12, maar kwart over 3, aldus Wintzen.

  1. Alle bedrijven voeren binnen vijf jaar een ecologische boekhouding in gebaseerd op onttrokken waarde van een product. Die waarde vertegenwoordigt de theoretische kosten van het herstellen van de milieuschade die door het vervaardigen van het product wordt aangericht.
  2. BOW wordt ingevoerd. Aanvankelijk 5 procent, in ongeveer dertig jaar oplopend naar 100 procent. Dan zijn de volledige kosten voor het herstellen van de milieuschade gedekt. Hergebruik van materialen wordt niet belast en is dus financieel aantrekkelijk.
  3. Een steeds groter deel van deze belastingopbrengst wordt gebruikt om de aangerichte schade te herstellen.

Het derde artikel, dat ik wil noemen is van CE Delft. Dit is een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau, gespecialiseerd in het ontwikkelen van innovatieve oplossingen van milieuvraagstukken. CE Delft heeft in januari 2010 een artikel uitgebracht met als titel: “Grenzen aan groen? Bouwstenen voor een groen belastingstelsel”. De conclusie van dit rapport luidt:

“De conclusie is dat verdere groei van milieubelastingen mogelijk is en een substantiële bijdrage kan leveren aan een duurzame economie, zonder dat de stabiliteit voor de schatkist in het geding is. Voor het effectief inzetten van groene belastingen in milieu- en klimaatbeleid, zijn oplopende tarieven noodzakelijk. Dat is niet alleen nodig om een belangrijke milieubijdrage te leveren, ook vermindert dit het risico op financiële tegenvallers voor de schatkist. Oplopende tarieven en automatische prijscorrectie zouden meer onderdeel moeten worden van fiscale wetgeving.” Het hele artikel is te vinden op de website van CE Delft (http://www.ce.nl).

Als je zoekt vind je nog veel meer voorstanders van bovengenoemde vorm van belastingheffing. Ik vermeld er twee:

  1. Paul Metz (http://www.wereldburgers.tv/2010/05/19/belasting-op-arbeid-afschaffen/
  2. Verslag Green Deal bijeenkomst 21 januari 2010 (http://www.economischegroei.net/file/380

Toen ik onlangs het boek van Paul Bessems ‘Elke dag als de zon opkomt’ las, wist ik zeker dat ik deze paper moest schrijven om de aandacht (weer) op dit onderwerp te vestigen.

Met toestemming en instemming van Paul Bessems, onderstaand de proloog van dit boek:

“Een toekomst die we niet willen

Brabantstad, 20 februari 2040

Vandaag vier ik mijn zeventigste verjaardag. Na ruim een jaar zie ik mijn dochter Esmée en mijn kleindochter Valerie eindelijk weer. Ze wonen in Noorwegen en het reizen is onbetaalbaar geworden. Ze zijn vijf jaar geleden naar Noorwegen verhuisd omdat het in Nederland te warm is geworden en er bijna geen bouwgrond meer te koop is vanwege de vele overstromingen. Valerie is nu twaalf jaar en een slimme meid voor haar leeftijd.

Ze komen met de boot aan in Rotterdam. Vliegen kan niet meer; dat is al een paar jaar verboden vanwege milieumaatregelen. Ze zouden om acht uur vanmorgen arriveren, maar ze hebben zes uur vertraging. Rond twee uur zie ik de boot binnenkomen, de zeilen zijn al gestreken. Nadat ze hun koffers gehaald hebben komen ze door de douane. Het weerzien is hartverwarmend, ze hebben mij ook gemist. Ik krijg felicitaties en cadeautjes. Ik zal ze thuis uitpakken, want op de kade is het erg koud.

Als we in de auto op weg naar Brabantstad zijn, vraag ik: ‘En, hoe was de bootreis, duurde lang zeker?’ Esmée antwoordt: ‘Ja, nogal. We hadden niet echt wind mee en ze mochten de motor maar af en toe gebruiken om op koers te blijven. En hoe is het met jou, papa, nog vijf jaartjes werken en dan mag je met pensioen, dat is toch wel fijn hè?’

‘Ja, ik heb er lang genoeg voor gewerkt. Maar ik zal er toch betaald werk bij moeten blijven doen, want alleen van mijn AOW en pensioen kan ik niet rondkomen.’ Dan kijk ik naar de achterbank:  ‘En Valerie, zit je nog op turnen?’ ‘Nee, daar ben ik vanaf. Ik zit nu op zeilles omdat mama zegt dat het altijd handig is om te kunnen zeilen, voor als je later wilt gaan reizen.’ ‘Ja, daar heeft mama gelijk in, wind is tegenwoordig het enige dat nog betaalbaar is.’ Ik zie op mijn meter dat ik zo meteen mijn auto moet opladen. Hopelijk is er geen wachtrij voor het oplaadstation. Tegenwoordig is ook de elektriciteit schaars.

‘En, je zit nu al op de middelbare school. Gaat het goed?’ ‘Ja, gaat wel. Maar ik mis mijn vriendinnen, die zijn naar een andere school gegaan.’ En ik hoorde van je mama dat je al je eerste spreekbeurt hebt gehouden. Waar ging het over?’ Over de planeet aarde en klimaatveranderingen door de mens.’ ‘En, ging het goed?’ ‘Jawel, de spreekbeurt ging goed. Maar na afloop bleef ik wel met een aantal vragen zitten waar de juffrouw geen antwoord op wist. En mama wist ook niet meer precies wat er is gebeurd aan het begin van deze eeuw omdat ze toen nog heel klein was. Toen ben ik er nog meer over gaan lezen, maar ik begrijp een aantal dingen niet.’ ‘Wat begrijp je dan niet?’ ‘Ja, dat is een beetje moeilijk, opa. Ik weet niet goed hoe ik het anders kan uitdrukken, dus zeg ik het maar direct: waren jullie toen gek in die tijd? Waren jullie toen blind of zo?’

Ik schrik van haar felle reactie, maar Valerie ziet mijn gezicht niet en praat gewoon door: ‘Ja, sorry dat ik het zo hard zeg, opa, maar meer kan ik er niet van maken na wat ik erover gelezen heb in ons geschiedenisboek. Jullie zagen toch aan het begin van deze eeuw dat de ijskappen aan het smelten waren. Jullie zagen toch dat de gletsjers verdwenen. Jullie zagen toch dat er meer overstromingen waren en dat de gemiddelde temperatuur snel omhoog ging. Dat kon je toch met je eigen ogen zien. Daar had je toch geen wetenschappelijk onderzoek voor nodig!’

Ik slik een keer en kijk bedroefd, want ik weet dat ze gelijk heeft. Ik en mijn generatie waren toen veel te laf om op te staan en tegen de overheid te zeggen dat het genoeg was geweest. We waren een verwende generatie die bezig was met produceren en consumeren. Die alleen naar de overheid liep, om onze handen op te houden voor zorg, onderwijs, veiligheid en inkomen. We vertrouwden steeds op de overheid; die moest maar maatregelen nemen. Maar we vergaten dat we zelf de overheid waren en dat we zelf dus degenen waren, waar we op zouden moeten vertrouwen. En nu is het te laat. Valerie praat gewoon verder: Waarom hebben jullie toen niets gedaan, opa? Waarom hebben jullie toen alle olie opgemaakt? Wie zegt dat die van jullie was? En waarom hebben jullie er niet op tijd voor gezorgd dat er voldoende alternatieven voor olie waren? Je bent nota bene ingenieur, opa. Waarom heb je toen niets gedaan?’ Ik schrik van haar aanval. Ik schaam me diep dat we toen niets aan de echte problemen hebben gedaan, want we wisten dat die zouden komen. We waren bezig banken en grote bedrijven overeind te houden terwijl we ons hadden moeten richten op het milieu. Ik probeer me te verdedigen, maar het voelt niet goed.

Ja, ik weet niet, waarom we toen niets gedaan hebben. Niemand deed iets. Landen gaven elkaar de schuld en niemand wilde echt investeren in het milieu. Niemand wilde keuzes maken voor de toekomst van onze kinderen. Ik kan me nog een milieutop in Kopenhagen herinneren, aan het begin van deze eeuw. Dat was het zoveelste fiasco. We hadden in die tijd te maken met landen en bedrijven die met elkaar concurreerden om schaarse grondstoffen. De macht van de sterkste gold, net als in het dierenrijk, terwijl wij mensen toch beter hadden moeten weten. We hadden veel beter ons bewustzijn, onze verbeeldingskracht moeten gebruiken om onze toekomst te zien. Maar nee, we waren alleen maar druk bezig om dom werk te doen, wat de computer ook kon doen. Manager spelen dat vonden we belangrijk, het liefst aan de top.’

Ik kijk in de achteruitkijkspiegel. Valerie luistert aandachtig. Ik vertel verder: ‘Het spijt me dat ik toen niets gedaan heb. We waren fout in die tijd; ik weet het. Het is een zwarte bladzijde in onze geschiedenis.’

‘Mama zei dat je toen een eigen bedrijf had. Waarom heb je toen niets ondernomen?’ ‘Ik weet het niet meer zo goed; maar ik had inderdaad een eigen bedrijf, maar daar zaten aandeelhouders in die niet wilden innoveren. Die wilden niet veranderen. Ze wilden alleen maar meer geld verdienen. Ik kan me nog herinneren dat iedereen bleef zitten waar hij zat. Iedereen zat in zijn eigen comfortzone en dacht alleen aan zichzelf. We dachten niet aan jullie wereld en hoe jullie het zouden hebben. We waren in die tijd erg egoïstisch en materialistisch. We hebben grondstoffen opgemaakt die niet van ons waren.’ Dan is het even stil in de auto. Esmée heeft het allemaal aangehoord en mengt zich nu ook in het gesprek tussen Valerie en mij.

Toen ik geboren werd, werd ik geboren met een staatsschuld van € 160.000,- die ik moest aflossen. Ik weet dat het niet leuk is om dit op je verjaardag te horen, papa, maar het is wel zo dat wij nu terug moeten betalen wat jullie generatie heeft uitgegeven. We zijn nog steeds jullie staatsschuld aan het aflossen. De helft van het belastinggeld gaat nu op aan renteverplichtingen. De overheid heeft geen geld meer voor zorg, veiligheid en onderwijs, dat moeten we nu weer zelf doen. We hadden de mensen toen veel productiever moeten maken, zodat we meer zorg- en onderwijstaken zelf hadden kunnen doen.’

Ik zucht een keer diep en zeg dan: ‘Ik weet het, ik weet het, we hebben vreselijke dingen gedaan. Net als de slavernij is dit een zwarte bladzijde in onze geschiedenis. Een paar eeuwen geleden dacht men ook dat door het opheffen van de slavernij de arbeidskosten enorm zouden stijgen. Maar het omgekeerde gebeurde. Toen de slavernij werd afgeschaft, werden mensen creatief en innovatief en gingen machines onze arbeid vervangen. Zo hadden ze ook al lang geleden de brandstof en voedselprijzen veel hoger moeten maken. Dan was er ten minste een noodzaak om te innoveren en slimmer samen te werken. We hadden de technologie om slim samen te werken maar we dachten alleen aan ons eigen korte termijn belang. Het punt is: we leren niet van ons verleden. We hebben veel dingen nagelaten. Als ik het allemaal nog eens over kon doen, met de wetenschap die ik nu heb, dan zou ik het dertig jaar geleden helemaal anders gedaan hebben … ‘

Naast ons claxonneert een auto. Dan schrik ik wakker uit mijn droom.”

Wat moet ik hier verder nog aan toevoegen ……????

Retweet dit document, stuur het door naar je familie, naar je vrienden, naar je zakenrelaties en naar je politieke partij, want ik wil mijn kleinkinderen over 30 jaar nog recht in de ogen kunnen kijken. Jij toch ook ?

[1]Belasting op aan de aarde Onttrokken Waarde