Als we het over het basisinkomen hebben, hebben we het vaak ook over de verdeling van het inkomen, over bestaanszekerheid, over vrijheid en over rechtvaardigheid. Maatstaf daarvoor is vaak de gelijkheid van inkomen. Die gelijkheid kan in een grafiek worden weergegeven met een Lorenz Curve. Voorbeeld daarvan is die van het CBS.
De groene lijn geeft aan waar het inkomen volkomen gelijk verdeeld is over alle Nederlandse huishoudens. De blauwe lijn geeft aan hoe het belastbaar inkomen verdeeld is over de huishoudens, en de rode lijn hoe het besteedbaar inkomen verdeeld is over de huishoudens.
Wat de grafiek laat zien is hoeveel procent van de Nederlandse huishoudens, op de horizontale lijn, hoeveel van het Nederlandse inkomen krijgen, zoals weergegeven op de verticale lijn. Hoe verder de lijn van de groene lijn af is, hoe ongelijker de verdeling van het inkomen. De Gini Index voor beide verdelingen zijn 40 en 32 voor respectievelijk de belastbare inkomens en de besteedbare inkomens.
Hoe zit dat bij het basisinkomen? Om te beginnen is het grote verschil dat bij het basisinkomen gaat om een individueel inkomen en niet om een inkomen per huishouden.
In de bovenstaande grafiek gaat het om zeven en een half miljoen huishouden die voor ruim een derde bestaan uit eenpersoons huishoudens en voor bijna tweederde uit meerpersoons huishoudens. Ik schat ruim twaalf miljoen mensen.
In de volgende grafiek gaat het om de verdeling van individuele inkomens waarbij alle zestien en een half miljoen inwoners meetellen. Ouderen, middelbaren en jongeren, van nul tot honderd. Omdat kinderen apart meetellen, is er een groot aantal mensen zonder inkomen.
Lorenz Curve Basisinkomen
In de grafiek met het basisinkomen staan vier verschillende lijnen. De eerste lijn is net als hierboven de groene lijn voor een gelijke verdeling van het inkomen. De tweede lijn geeft het inkomen na de verdeling van het basisinkomen weer. De derde lijn is de verdeling van het belastbaar inkomen over de individuen. De vierde lijn is het belastbaar inkomen geschoond voor overdrachtsinkomens als bijstand, AOW, uitkeringen weduwen en wezen wet, etc.
Het zal duidelijk zijn dat de buitenste lijn de verdeling van het inkomen is zonder sociale voorzieningen. Dan zijn de inkomens het meest ongelijk verdeeld. De Gini Index is in dat geval 62.
De volgende lijn geeft de verdeling van het belastbaar inkomen weer van alle individuele inkomens weer met de overdrachtsinkomens. Door die overdrachtsinkomens wordt de verdeling minder ongelijk. De Gini Index is 56.
Voegen we het basisinkomen toe dan wordt de inkomensverdeling nog gelijkmatiger. Let wel, er wordt alleen gewerkt met toevoeging van basisinkomen en betaling van inkomstenbelasting. Zaken als hypotheekrenteaftrek, arbeidstoeslag en ander voordelen en subsidies worden niet meegenomen.
Conclusie
De Gini Index als weergave van de ongelijkheid van de inkomensverdeling is niet direct bruikbaar om die van huishoudens met individuen te vergelijken. Dat is appels met peren vergelijken.
Wat wel aangetoond wordt, is dat het verschil tussen de Gini Index van het opgeschoonde inkomen en het inkomen met basisinkomen, studie-inkomen en kindinkomen na aftrek van belastingen groter is (62-41=21) dan die van het verschil tussen de Gini Index van het belastbaar inkomen en het besteedbaar inkomen (40-34=6). Zelfs relatief is het verschil groter (30%>15%).
Johan Horeman, 3 januari 2017
Dit artikel is mede geschreven in reactie op het eerdere bericht Basisinkomen tegen de armoede en de ongelijkheid (november 2016)
Het bericht Lorenz Curve en Gini Index voor basisinkomen verscheen eerst op Vereniging Basisinkomen.